In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 16,3 gram MDMA (XTC) op 23 april 2018 te Amsterdam. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van vier weken opgelegd, waarvan twee weken voorwaardelijk. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep op 31 juli 2019 heeft de verdachte aangevoerd dat slechts drie van de inbeslaggenomen pillen MDMA bevatten en dat de overige pillen nepdrugs waren. Het hof heeft echter de uitslag van het Laboratorium Forensische Opsporing, waaruit blijkt dat de pillen MDMA bevatten, als betrouwbaar beschouwd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het bewezenverklaarde als wettig en overtuigend bewezen verklaard. De verdachte is vrijgesproken van hetgeen meer of anders was tenlastegelegd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, in overeenstemming met de LOVS-oriëntatiepunten voor het aanwezig hebben van 10-50 gram harddrugs. Het hof heeft daarbij de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de schadelijkheid van MDMA voor de volksgezondheid. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht.