ECLI:NL:GHAMS:2019:2987

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2019
Publicatiedatum
14 augustus 2019
Zaaknummer
23-000033-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en MDMA

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname, was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 2,33 gram cocaïne en 18 tabletten MDMA op 27 november 2018 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam dan de politierechter. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan, maar sprak de verdachte vrij van hetgeen meer of anders was tenlastegelegd.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde werd bevestigd, en het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, maar de advocaat-generaal had in hoger beroep een zwaardere straf geëist. Het hof hield rekening met de geringe hoeveelheid drugs die bij de verdachte was aangetroffen en bepaalde de taakstraf op 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact van harddrugs op de volksgezondheid en de samenleving. De beslissing van het hof werd genomen op basis van de toepasselijke wettelijke voorschriften, waaronder de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000033-19
datum uitspraak: 14 augustus 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-240388-18 tegen
[verdachte],
geboren te district [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1988,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,33 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 18 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 november 2018 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 2,33 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 18 tabletten van een materiaal bevattende MDMA.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 90 uren subsidiair 45 dagen hechtenis.
De raadsman van de verdachte heeft het hof ter terechtzitting in hoger beroep verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de geringe hoeveelheid drugs die bij de verdachte zijn aangetroffen, zodat een (deels) voorwaardelijke taakstraf passend is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een behoorlijke hoeveelheid MDMA-tabletten en daarnaast een hoeveelheid cocaïne. Harddrugs zoals MDMA en cocaïne vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik daarvan is bezwarend voor de samenleving.
De LOVS-oriëntatiepunten schrijven bij het aanwezig hebben van 10-50 gram harddrugs – waarbij een pil/tablet wordt gelijkgesteld aan 0,5 gram – een taakstraf van 80 uur voor. De ondergrens van de zojuist genoemde bandbreedte is door de verdachte met 1,33 gram overschreden. In deze geringe overschrijding ziet het hof aanleiding de duur van de taakstraf (van 80 uur) te matigen in die zin dat de helft daarvan in voorwaardelijke vorm zal worden opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. P.F.E. Geerlings en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 augustus 2019.
mr. A.M. van Woensel en mr. N.J.M. de Munnik zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]