ECLI:NL:GHAMS:2019:2984

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2019
Publicatiedatum
14 augustus 2019
Zaaknummer
23-001312-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan belang

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 28 maart 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1998, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Tijdens de rolzitting op 2 mei 2019 heeft de voorzitter van het hof melding gemaakt van een e-mail van de raadsman van de verdachte, waarin deze aangaf dat het hoger beroep gericht was tegen de bewezenverklaring. Echter, ter terechtzitting op 31 juli 2019 heeft de raadsman verklaard dat de verdachte zijn eerdere bezwaren tegen het vonnis niet langer wenste te handhaven. De raadsman verzocht het hof om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.

Het hof heeft vervolgens vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat gediend is met enig onderzoek van de zaak. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 juli 2019, waarbij de griffier aanwezig was. De rechters A.M. van Woensel en N.J.M. de Munnik waren buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001312-18
datum uitspraak: 31 juli 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer
96-260535-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 juli 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De zaak van de verdachte is eerder in hoger beroep aan de orde gekomen op de rolzitting van 2 mei 2019. Toen heeft de voorzitter melding gemaakt van een e-mailbericht van de raadsman van de verdachte van 1 mei 2019 waarin deze heeft medegedeeld dat het hoger beroep was gericht tegen de bewezenverklaring.
Ter terechtzitting in hoger beroep op 31 juli 2019 heeft de raadsman verklaard dat de verdachte de eerder bij hem levende bezwaren tegen het vonnis niet langer wenste te handhaven. De raadsman heeft daarom het hof verzocht de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep. Nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak zal de verdachte, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. P.F.E. Geerlings en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 juli 2019.
mr. A.M van Woensel en mr. N.J.M. de Munnik zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.