ECLI:NL:GHAMS:2019:2908

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2019
Publicatiedatum
8 augustus 2019
Zaaknummer
23-001257-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake bedreiging met zware mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Brazilië in 1984, was aangeklaagd voor bedreiging met zware mishandeling van zijn ex-vrouw. De bedreiging vond plaats op 16 juli 2017 te Amsterdam, waarbij de verdachte dreigende woorden heeft geuit zoals 'ik ga je breken' en 'ik maak je helemaal kapot'. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit vonnis slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de eisen van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging zoals ten laste gelegd. De verdachte is eerder onherroepelijk veroordeeld voor een soortgelijke zaak, wat het hof in zijn nadeel heeft meegewogen. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal heeft dezelfde straf gevorderd, maar de raadsman van de verdachte pleitte voor een geldboete op basis van de LOVS-orientatiepunten.

Het hof heeft echter geoordeeld dat de ernst van de bedreiging, die een zeer intimiderende en angstige situatie voor het slachtoffer creëerde, niet kan worden afgedaan met een geldboete. De verdachte heeft de veiligheid van zijn ex-vrouw en hun kind in gevaar gebracht. Uiteindelijk heeft het hof de taakstraf bevestigd, met inachtneming van de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001257-18
datum uitspraak: 8 augustus 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-133971-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Brazilië) op [geboortedag] 1984,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 juli 2019 en 5 augustus 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 juli 2017 te Amsterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je breken/kapot maken" en/of "ik sla je bont en blauw" en/of "ik maak je helemaal kapot" en/of "dan ga ik shit uithalen en word ik aangehouden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 juli 2017 te Amsterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, door [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "ik maak je helemaal kapot" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot –kort gezegd– een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, waarvan 20 uren taakstraf subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als die door de rechtbank is opgelegd.
De raadsman van de verdachte heeft het hof verzocht om bij de strafoplegging aansluiting te zoeken bij de LOVS oriëntatiepunten. Volgens deze oriëntatiepunten geldt bij bedreiging als uitgangspunt een geldboete van € 250.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn ex-vrouw. Hij vertelde naar haar woning te komen en heeft haar dreigende bewoordingen toegevoegd. Daardoor heeft hij een voor het slachtoffer zeer intimiderende en angstige situatie gecreëerd. Het hof rekent dit de verdachte aan, temeer nu het slachtoffer zich samen met hun jonge kind in haar woning, waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen, bevond.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 juni 2019, is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van bedreiging, hetgeen het hof in zijn nadeel meeweegt.
In het voorgaande ligt besloten dat, met name gelet op de ernst van het feit, niet kan worden volstaan met een geldboete zoals door de raadsman van de verdachte is verzocht. Ook in de door de raadsman genoemde persoonlijke omstandigheden ziet het hof geen aanleiding een lagere straf dan de hieronder bedoelde op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de
maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. E. van Die en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 augustus 2019.
mr. E. van Die en mr. B.A.A. Postma zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.