In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Brazilië in 1984, was aangeklaagd voor bedreiging met zware mishandeling van zijn ex-vrouw. De bedreiging vond plaats op 16 juli 2017 te Amsterdam, waarbij de verdachte dreigende woorden heeft geuit zoals 'ik ga je breken' en 'ik maak je helemaal kapot'. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit vonnis slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de eisen van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging zoals ten laste gelegd. De verdachte is eerder onherroepelijk veroordeeld voor een soortgelijke zaak, wat het hof in zijn nadeel heeft meegewogen. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal heeft dezelfde straf gevorderd, maar de raadsman van de verdachte pleitte voor een geldboete op basis van de LOVS-orientatiepunten.
Het hof heeft echter geoordeeld dat de ernst van de bedreiging, die een zeer intimiderende en angstige situatie voor het slachtoffer creëerde, niet kan worden afgedaan met een geldboete. De verdachte heeft de veiligheid van zijn ex-vrouw en hun kind in gevaar gebracht. Uiteindelijk heeft het hof de taakstraf bevestigd, met inachtneming van de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.