ECLI:NL:GHAMS:2019:2900
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Derdenbescherming bij beslaglegging op woning en huwelijkse voorwaarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende de beslaglegging op een woning. De appellant, vertegenwoordigd door mr. D. Coskun, heeft in eerste aanleg gevorderd dat de voorzieningenrechter de beslaglegging op zijn woning door de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. J. Knaap, opheft. De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis geoordeeld dat de deurwaarder bevoegd was om beslag te leggen, omdat op het moment van beslaglegging de huwelijkse voorwaarden van de appellant en zijn echtgenote niet kenbaar waren. De appellant heeft in hoger beroep twee grieven ingediend, waarbij hij betwist dat het beslag rechtmatig was en dat de deurwaarder bevoegd was om beslag te leggen.
Het hof heeft vastgesteld dat de huwelijkse voorwaarden pas na de beslaglegging bekend zijn geworden en dat de derdenbescherming, zoals bedoeld in artikel 1:116 BW, op dat moment van toepassing was. Dit betekent dat de beslaglegging niet onrechtmatig was, ook al zijn de huwelijkse voorwaarden later bekend geworden. Het hof heeft de grieven van de appellant verworpen en het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. De appellant is veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.