ECLI:NL:GHAMS:2019:2895

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
7 augustus 2019
Zaaknummer
200.233.356/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering van een eerder arrest in hoger beroep inzake betalingsverplichtingen tussen partijen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een verzoek tot verbetering van een eerder uitgesproken arrest. Het hof had op 23 juli 2019 een arrest gewezen waarin [appellant] was veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van bepaalde bedragen. Na het uitspreken van dit arrest heeft de advocaat van [appellant] op 24 juli 2019 het hof verzocht om een kennelijke schrijffout in het arrest te herstellen. De advocaat van [geïntimeerde] heeft op 25 juli 2019 laten weten geen opmerkingen te hebben over dit verzoek.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er inderdaad een fout was gemaakt in het dictum van het arrest van 23 juli 2019. In plaats van [appellant] te veroordelen tot betaling aan [geïntimeerde], had het hof [geïntimeerde] moeten veroordelen tot betaling aan [appellant]. Het hof heeft deze kennelijke fout dan ook gecorrigeerd in zijn beslissing van 6 augustus 2019.

De beslissing van het hof houdt in dat de zin in het dictum van het eerdere arrest wordt gewijzigd, zodat de juiste betalingsverplichtingen tussen de partijen worden vastgelegd. De verbetering is op de minuut van het eerdere arrest gesteld, wat betekent dat de wijziging met terugwerkende kracht geldt. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in juridische procedures en de mogelijkheid om fouten te corrigeren.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.233.356/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland: 5413990 \ CV EXPL 16-8917
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 6 augustus 2019
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. B.E. Gerards te Zoetermeer,
t e g e n
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.M.C. van Nielen te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 23 juli 2019 een arrest uitgesproken. Bij e-mail van 24 juli 2019 heeft de advocaat van [appellant] het hof verzocht een kennelijke schrijffout in voormeld arrest te herstellen. Bij e-mail van 25 juli 2019 heeft de advocaat van [geïntimeerde] het hof doen weten geen opmerkingen met betrekking tot het verzoek te hebben.

2.Beoordeling

Het hof heeft in het dictum van zijn arrest van 23 juli 2019 per abuis [appellant] veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van een aantal bedragen, waar [geïntimeerde] had moeten worden veroordeeld deze bedragen aan [appellant] te betalen. Het hof zal deze kennelijke fout verbeteren.

3.Beslissing

Het hof:
verbetert het op 23 juli 2019 uitgesproken arrest aldus dat in het dictum de zin “veroordeelt [appellant] tot betaling aan [geïntimeerde] van de volgende bedragen:” wordt gewijzigd in “veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant] van de volgende bedragen:”
stelt de verbetering op de minuut van dat arrest.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, J.C.W. Rang en E.K. Veldhuijzen van Zanten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2019.