3.1[geïntimeerden] hebben in eerste aanleg Srlev gedagvaard en in de hoofdzaak gevorderd, zakelijk weergegeven:
( a) te verklaren voor recht dat het gehele kapitaal uit de polis aan [geïntimeerde sub 1] toekomt nu zij begunstigde is;
( b) te verklaren voor recht dat er na 1 juni 2007 een pensioentoezegging aan [Y] was welke (deels) verzekerd was in de polis;
( c) Srlev te veroordelen er zorg voor te dragen dat alsnog het volledige kapitaal uit de polis aan haar toekomt en daaruit voor haar een levenslang nabestaandenpensioen kan worden aangekocht,
althans:
( d) Srlev te veroordelen dat haar alsnog levenslang nabestaandenpensioen toekomt gerelateerd aan de opbouw na 1 juni 2007 althans gerelateerd aan de opbouw na de datum van scheiding van [Y] en [X] ,
althans indien al het bovenstaande niet kan worden toegewezen:
( e) Srlev te veroordelen om de na 1 juni 2007 betaalde premies als onverschuldigd betaald terug te betalen aan ACK, althans aan [geïntimeerde sub 1] en ACK, met rente,
en voorts:
( f) Srlev te veroordelen tot betaling van door hen gemaakte kosten van juridische bijstand.
Nadat de vorderingen zoals onder a, b en c weergegeven bij het verstekvonnis waren toegewezen, is Srlev van dat vonnis in verzet gekomen. Srlev heeft tevens [X] in vrijwaring opgeroepen en gevorderd, kort gezegd en voor zover van belang, haar te veroordelen tot betaling van al hetgeen waartoe zij in de hoofdzaak zal worden veroordeeld, en voorts tot terugbetaling aan Srlev van de aan haar betaalde pensioenuitkeringen.
De kantonrechter heeft, samengevat, in het bestreden vonnis in de hoofdzaak overwogen dat uit feiten en omstandigheden is af te leiden dat [Y] en ACK Holding de intentie hadden de pensioenverzekering bij Srlev per 1 juni 2007 voort te zetten. Gelet op correspondentie met Srlev en betalingen aan Srlev na 1 juni 2007 is de conclusie dat de pensioenverzekering is voortgezet onder de voorwaarden van de pensioenovereenkomst van 1 januari 2006. Uit artikel 11b pensioenovereenkomst volgt dat [X] aanspraak kan maken op het nabestaandenpensioen opgebouwd tot aan de datum van echtscheiding. Dit strookt met de artikelen 6.1 en 6.3 van het echtscheidingsconvenant waarin is opgenomen dat de pensioenaanspraken zoals door [Y] bij Srlev opgebouwd zullen worden verevend conform de standaardregeling in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (verder: Wvps). Dat [X] ten tijde van het overlijden van [Y] niet meer met hem was gehuwd doet daaraan niet af. Nu [geïntimeerde sub 1] reeds vanaf 2002 met [Y] samenwoonde is zij na 17 juli 2009 als begunstigde aan te merken. De vordering van [geïntimeerde sub 1] zal worden toegewezen in zoverre dat zij aanspraak kan maken op nabestaandenpensioen gerelateerd aan de opbouw vanaf de datum van echtscheiding van [X] en [Y] tot de datum van overlijden van [Y] . De kantonrechter heeft in de vrijwaringszaak overwogen dat, gelet op het oordeel in de hoofdzaak, de vorderingen van Srlev in de vrijwaringszaak geen bespreking behoeven.
De kantonrechter heeft vervolgens in de hoofdzaak, na vernietiging van het eerder gewezen verstekvonnis, (i) voor recht verklaard dat er een pensioentoezegging was aan [Y] na 1 juni 2007 bestaande uit een voortgezette pensioentoezegging onder de voorwaarden van de pensioenovereenkomst van 1 januari 2006, welke deels was verzekerd in de polis, en (ii) Srlev veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde sub 1] van een levenslang nabestaandenpensioen vanaf 18 juni 2011, gerelateerd aan de opbouw na 17 juli 2009 tot aan 18 juni 2011. De kantonrechter heeft de vorderingen van [geïntimeerden] voor het overige afgewezen, de vordering van Srlev in de vrijwaringszaak afgewezen en de kosten in beide zaken tussen partijen gecompenseerd.