ECLI:NL:GHAMS:2019:2843

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
1 augustus 2019
Zaaknummer
23-001621-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet nakomen van verplichtingen uit de Leerplichtwet met betrekking tot de verzorging van een jongere

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1975, werd beschuldigd van het niet nakomen van haar verplichtingen onder de Leerplichtwet 1969. Het hof oordeelde dat de verdachte haar leerplichtige zoon in de periode van 28 september 2017 tot en met 6 oktober 2017 zonder toestemming van de school thuis had gehouden, waardoor hij geen onderwijs kon genieten. Ondanks deze vaststelling heeft het hof besloten geen straf of maatregel op te leggen, omdat er na de bewezen periode significante verbeteringen in de situatie van de verdachte en haar zoon zijn opgetreden. De verdachte heeft hulp gekregen en haar zoon lijkt nu een positieve toekomst tegemoet te gaan op zijn nieuwe school. Het hof heeft de ernst van de zaak en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen en heeft op basis van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geoordeeld dat het niet opleggen van een straf of maatregel gerechtvaardigd is. Het vonnis van de kantonrechter werd vernietigd, en de verdachte werd vrijgesproken van de overige tenlasteleggingen die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001621-18
datum uitspraak: 18 juli 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 19 april 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-224817-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1975,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 juli 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 05 september 2017 tot en met 06 oktober 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, als degene die het gezag uitoefende over de jongere [naam], geboren op 17 december 2009, althans als degene die zich met de feitelijke verzorging van de jongere [naam], geboren op 17 december 2009, had belast, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten [school], stond ingeschreven, deze school na inschrijving geregeld bezocht;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 28 september 2017 tot en met 6 oktober 2017 te Amsterdam, als degene die het gezag uitoefende over de jongere [naam], geboren op 17 december 2009, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten [school], stond ingeschreven, deze school na inschrijving geregeld bezocht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
als persoon bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969, de in artikel 2, eerste lid, van die wet opgelegde verplichtingen niet nakomen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 500,-, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, het voorstel van de advocaat-generaal te volgen.
Het hof heeft in hoger beroep gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in de bewezenverklaarde periode schuldig gemaakt aan het niet nakomen van haarverplichtingen voortvloeiende uit de Leerplichtwet. Zij heeft haar toen negenjarige en leerplichtige zoon, die ingeschreven stond op de basisschool [school] zonder toestemming van die school enige tijd thuisgehouden, waardoor hij geen onderwijs heeft kunnen genieten. Het hof rekent dit de verdachte aan, nu onderwijs voor een kind van de leeftijd van de zoon van de verdachte van essentieel belang is.
Op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof vast dat in het leven van de verdachte en haar zoon na de bewezen verklaarde periode het nodige is veranderd. De verdachte heeft hulp gekregen bij het aanpakken van de problemen van haar zoon. Het gaat sindsdien veel beter met hem. Mede dankzij de inspanningen van de verdachte lijkt haar zoon een positieve toekomst tegemoet te gaan op zijn nieuwe school en zal hij de nodige ontwikkelingen kunnen doormaken.
Gelet op het voorgaande acht het hof het raadzaam met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht te bepalen dat in verband met de omstandigheden die zich nadien hebben voorgedaan geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
18 juli 2019.
Mr. A.M. Kengen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.