Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
eerste griefhoudt allereerst in dat de rechtbank een verrassingsbeslissing heeft genomen door, zonder vooraankondiging en zonder [appellant] in de gelegenheid te stellen hierop te reageren, eerdere procedures tussen [geïntimeerde sub 1] en [appellant] te betrekken in haar vonnis. Hiermee heeft de rechtbank, aldus [appellant] , het beginsel van hoor en wederhoor ex artikel 19 Rv en 6 EVRM geschonden. Dit betoog kan echter, of het nu juist is of niet, op zichzelf niet tot vernietiging van het vonnis leiden, omdat het hof de zaak opnieuw beoordeelt aan de hand van hetgeen in eerste aanleg en in hoger beroep door partijen is aangevoerd.
tweede grief, die is gericht tegen de kostenveroordeling, berust op het betoog dat [appellant] niet onrechtmatig heeft gehandeld, faalt die grief op de hiervoor vermelde gronden. Voorts geldt dat [appellant] in eerste aanleg de overwegend in het ongelijk gestelde partij was, omdat hij principieel ongelijk heeft gekregen. Daarbij past het dat de gedingkosten niet worden gecompenseerd, zoals [appellant] subsidiair bepleit, maar voor rekening van [appellant] worden gebracht. Ook deze grief is dus tevergeefs voorgedragen.