In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1991, was betrokken bij het uitlokken van een beroving waarbij geweld werd gebruikt. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen en een taakstraf van 240 uren. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de beroving in overweging genomen. De verdachte had samen met twee anderen een plan bedacht om een slachtoffer te beroven, waarbij geweld werd gebruikt en met een vuurwapen werd gedreigd. Het hof oordeelde dat de verdachte een essentiële rol had gespeeld in de uitlokking en dat de straf niet kon worden gematigd. Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf vastgesteld op 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging, die werd vernietigd.