ECLI:NL:GHAMS:2019:2781

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2019
Publicatiedatum
29 juli 2019
Zaaknummer
23/000908-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van cocaïne door verdachte te Schiphol

Dit arrest betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de verdachte werd veroordeeld voor de invoer van cocaïne. De verdachte, geboren in 1997 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, heeft op 10 februari 2019 te Schiphol opzettelijk een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. De tenlastelegging is door het hof verbeterd waar nodig, zonder dat dit de verdediging van de verdachte schaadt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. De strafbaarheid van de verdachte is niet uitgesloten, en het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte. De invoer van 93 bolletjes cocaïne heeft schadelijke gevolgen voor de gezondheid van gebruikers en draagt bij aan de criminaliteit. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000908-19
datum uitspraak: 12 juli 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 26 februari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-034086-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.
Ter zitting opgegeven woonadres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 juni 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 februari 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 februari 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman van de verdachte heeft naar voren gebracht dat de verdachte volledig heeft meegewerkt aan het opsporingsonderzoek en hij niet eerder in aanraking is geweest met politie en/of justitie blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van 93 bolletjes cocaïne. Het gebruik van deze harddrugs kan schadelijke gevolgen meebrengen voor de gezondheid van gebruikers en de financiering ervan kan gepaard gaan met diverse vormen van overlast gevende criminaliteit. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van het criminele circuit waarin deze harddrugs rouleren.
Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals deze voor zaken als de onderhavige zijn vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (verder: LOVS), is bij invoer van een hoeveelheid cocaïne van tussen de 500 en 1000 gram een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 tot 8 maanden geïndiceerd.
De politierechter heeft, gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, bij de strafoplegging rekening gehouden met de min of meer meewerkende opstelling van de verdachte. Het hof ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan de politierechter en acht gelet op de ernst van het feit enkel een gevangenisstraf passend en geboden. Een lichtere straf doet uit het oogpunt van generale en speciale preventie geen recht aan het bewezenverklaarde, terwijl ook niet kan worden volstaan met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals de raadsman heeft verzocht.
Het hof heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 juni 2019.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. N.A. Schimmel en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. S. Grote Ganseij, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 juli 2019.
mr. M.J.A. Duker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]