ECLI:NL:GHAMS:2019:2687

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
24 juli 2019
Zaaknummer
200.240.660/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur woonruimte; bevoegdheid bewindvoerder tot opzegging huurovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Finqo-NOORD B.V., die als bewindvoerder optreedt over de goederen van [X], tegen Woningstichting Lieven de Key. De zaak betreft de opzegging van een huurovereenkomst door de bewindvoerder. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat de huurovereenkomst op 31 januari 2017 was geëindigd door een rechtsgeldige opzegging door de bewindvoerder. Finqo is in hoger beroep gekomen van dit vonnis, waarin zij betwist dat de opzegging rechtsgeldig was, omdat er geen overleg zou zijn geweest met [X].

De feiten zijn als volgt: [X] huurde sinds 1 april 1992 een woning van Lieven de Key. Na de benoeming van een bewindvoerder in 2015, werd in 2016 een hennepkwekerij in de woning aangetroffen. De bewindvoerder heeft de huurovereenkomst opgezegd, maar [X] heeft de woning niet verlaten. Lieven de Key heeft vervolgens juridische stappen ondernomen om ontruiming te vorderen. De kantonrechter heeft de vordering van Lieven de Key tegen [X] niet-ontvankelijk verklaard, maar wel geoordeeld dat de huurovereenkomst was geëindigd.

In hoger beroep heeft Finqo de bevoegdheid van de bewindvoerder betwist, maar het hof oordeelt dat de bewindvoerder op grond van de wet bevoegd was om de huurovereenkomst op te zeggen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt Finqo in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de wettelijke bevoegdheid van bewindvoerders in dergelijke situaties en de noodzaak van overleg met de onder bewind gestelde.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.240.660/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 6272334 CV EXPL 17-20054
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 juli 2019
inzake
FINQO-NOORD B.V.,
in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [X],
gevestigd te Heerenveen,
appellante,
advocaat: mr. H.J.J. Hendrikse te Amsterdam,
tegen
WONINGSTICHTING LIEVEN DE KEY,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E. van der Hoeden te Amstelveen.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Finqo en Lieven de Key genoemd.
Finqo is bij dagvaarding van 31 mei 2018 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 1 maart 2018 onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Lieven De Key als eiseres en Finqo en [X] (hierna: [X] ) als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord met producties;
- akte wijziging grieven alsmede overlegging producties van de zijde van Finqo;
- antwoordakte Lieven De Key.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Finqo heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vordering van Lieven de Key zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten. Lieven De Key heeft geconcludeerd, primair, dat Finqo niet-ontvankelijk zal worden verklaard in deze procedure, en subsidiair tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van mr. Hendrikse in de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder ‘Feiten’ de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
a. [X] huurt sinds 1 april 1992 de woning gelegen aan het [adres] (hierna: de woning) van (de rechtsvoorganger van) Lieven De Key op basis van een huurovereenkomst (hierna: de huurovereenkomst).
b. Bij beschikking van de kantonrechter te Amsterdam van 10 juni 2015 zijn de goederen van [X] onder bewind gesteld. Na ontslag van de eerste bewindvoerder is Des benoemd als opvolgend bewindvoerder met ingang van 31 augustus 2015.
c. In december 2016 is in de woning een hennepkwekerij aangetroffen met 119 hennepplanten en 14 assimilatielampen. Tevens was sprake van diefstal van energie.
d. Met behulp van een ingevuld en ondertekend formulier d.d. 21 december 2016 heeft Des de huurovereenkomst schriftelijk opgezegd tegen 31 januari 2017. Lieven De Key heeft de opzegging bevestigd bij brief van 21 december 2016.
e. Op 31 januari 2017 heeft [X] de woning niet verlaten.
f. Op 5 april 2017 hebben Lieven De Key en [X] rondom een kort geding nadere afspraken gemaakt over het gebruik van de woning. Daarbij is onder meer afgesproken dat [X] de woning op 31 juli 2017 leeg en ontruimd zou opleveren aan Lieven De Key. Des heeft deze afspraken schriftelijk bevestigd.
g. Op 31 juli 2017 heeft [X] de woning niet verlaten.
h. Met ingang van 1 oktober 2017 is Des ontslagen en is Finqo als opvolgende bewindvoerder benoemd.
i. Het bestreden vonnis is op 7 maart 2018 betekend aan Finqo en op 12 maart 2018 aan [X] , met de aankondiging dat de ontruiming van de woning zal plaatsvinden op 4 april 2018.
j. Op 4 april 2018 is de gerechtsdeurwaarder naar de woning gegaan om deze te ontruimen. Aldaar werd hem door [A] , maatschappelijk werker van de Stichting Blije Buren medegedeeld dat [X] de woning had ontruimd, maar dat de woning daarna is gekraakt. De krakers hebben [X] na het kraken onderdak gegeven in de woning. De gerechtsdeurwaarder heeft geconcludeerd dat op dat moment op basis van de aanwezige executoriale titel niet tot gerechtelijke ontruiming van de krakers kon worden overgegaan.
k. Bij dagvaarding van 12 april 2018 heeft Lieven De Key de Stichting Blije Buren en zij die verblijven in de woning gedagvaard in kort geding. De behandeling van het kort geding vond plaats bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam op 19 april 2018. Bij vonnis van 3 mei 2018 zijn gedaagden bij verstek veroordeeld tot ontruiming binnen twee dagen na betekening van het vonnis. Dit vonnis is betekend op 3 mei 2018 en op 23 mei 2018 is de woning ontruimd.

3.Beoordeling

3.1
Bij inleidende dagvaarding heeft Lieven De Key, kort gezegd, gevorderd (i) voor recht te verklaren dat de huurovereenkomst op 31 januari 2017, althans 31 juli 2017 ten einde is gekomen; (ii) dat de bewindvoerder en [X] worden veroordeeld de woning te ontruimen en leeg op te leveren en (iii) dat de bewindvoerder wordt veroordeeld een vergoeding te betalen voor elke maand dat de woning niet is ontruimd, met proceskosten.
3.2
[X] heeft de vordering betwist. Zij heeft aangevoerd dat de bewindvoerder zonder overleg met en toestemming van [X] de huurovereenkomst heeft opgezegd en dat de kantonrechter haar niet heeft gehoord voorafgaand aan het verlenen van toestemming aan de bewindvoerder. Het belang van [X] bij behoud van de woning weegt zwaarder dan het belang van Lieven De Key bij ontruiming, aldus [X] .
Finqo heeft aangevoerd dat, gegeven de financiële situatie van [X] , zij niet mee kan gaan met de wens van [X] om in de woning te blijven omdat daar te weinig financiële middelen voor aanwezig zijn.
3.3
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter Lieven De Key niet ontvankelijk verklaard in haar vordering jegens [X] . Daarnaast heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat de huurovereenkomst op 31 januari 2017 is geëindigd als gevolg van opzegging door de bewindvoerder. Finqo is, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [X] , veroordeeld om de woning te ontruimen. Daarnaast is Finqo veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding voor elke maand dat de woning niet is ontruimd. Tenslotte is Finqo veroordeeld in de proceskosten. Dit alles uitvoerbaar bij voorraad.
3.4
Het hof zal allereerst ingaan op het primair door Lieven De Key gevoerde verweer dat de advocaat van Finqo, mr. H.J.J. Hendrikse (hierna: de raadsman), geen opdracht heeft gekregen van Finqo tot het instellen van het onderhavige hoger beroep en derhalve niet bevoegd is om in dit geding voor haar op te treden. Ter onderbouwing van dit verweer verwijst Lieven de Key naar een brief van Finqo d.d. 28 september 2018 gericht aan mr. E. van der Hoeden, advocaat van Lieven De Key. Het hof volgt Lieven De Key niet in dit verweer. In een aan Finqo gerichte e-mail van 22 mei 2018 schrijft de raadsman onder meer:
“(…) Door de deurwaarder werd inmiddels aangezegd dat cliënte[hof: [X] ]
morgen, 23 mei 2018,uit haar woning zal worden ontruimd. Mij is verzocht om te bezien of tegen voornoemde ontruiming rechtsmiddelen kunnen worden aangewend. Om cliënte verder te kunnen bijstaan heb ik terzake echter uw toestemming nodig”.Finqo geeft daarop bij e-mail van 25 mei 2019 toestemming en verzoekt de financiële gevolgen vooraf met de bewindvoerder te overleggen. Vervolgens verzoekt Finqo bij brief van 12 juli 2018 de raadsman om de toevoeging van de Raad voor de Rechtsbijstand aan haar te verzenden opdat zij bijzondere bijstand ten behoeve van [X] kan aanvragen. Dat de verleende toestemming, zoals Finqo stelt, uitsluitend en alleen zou zien op het aanhangig maken van een executiegeschil dan wel een hoger beroep tegen het kort geding vonnis van 3 mei 2018 blijkt niet, althans onvoldoende, uit de e-mail van de raadsman en ook niet uit de daaropvolgende reacties van Finqo. Eerst bij brief van 27 september 2018 (uitsluitend geadresseerd aan de advocaat van Lieven de Key en ruim een maand nadat Finqo in kennis was gesteld van het feit dat de memorie van grieven was ingediend bij het hof) laat Finqo aan de advocaat van Lieven De Key en de raadsman weten dat Finqo geen rol heeft in dit hoger beroep. De raadsman heeft onbetwist gesteld dat hij van deze brief niet eerder dan bij de memorie van antwoord kennis heeft kunnen nemen. Bij brief van 28 september 2018 gericht aan de gemachtigde van Lieven De Key schrijft Finqo o.a. dat zij het verzoek om toestemming van de raadsman van 22 mei 2018 op basis van de mogelijkheid om een beroep te doen op rechtsbijstand heeft toegestaan. Dit alles overziend komt het hof dan ook tot de conclusie dat de raadsman bevoegd was om dit hoger beroep aanhangig te maken en dat Finqo derhalve in het hoger beroep kan worden ontvangen.
3.5
Finqo komt in de memorie van grieven met drie grieven op tegen de beslissing van de kantonrechter. Bij akte wijziging grieven alsmede overlegging producties heeft Finqo grief I gedeeltelijk en grief III volledig ingetrokken. Als gevolg hiervan beperkt het geschil in hoger beroep zich tot (grief I deels) de stelling van Finqo dat de kantonrechter heeft miskend dat [X] de rechtsgeldige opzegging van de huurovereenkomst gemotiveerd heeft ontkend en betwist en, daarnaast, dat Des ten tijde van de bestreden beslissing was ontslagen als bewindvoerder (grief II).
3.6
Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen. Het hof begrijpt de grieven aldus dat deze erop neerkomen dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de oorspronkelijk bewindvoerder Des de huurovereenkomst tussen Lieven De Key en [X] rechtsgeldig heeft opgezegd. Er is, aldus Finqo, geen overleg geweest tussen de voormalige bewindvoerder Des en [X] over de opzegging van de huurovereenkomst en de kantonrechter heeft [X] niet gehoord bij het verlenen van toestemming hiervoor aan de bewindvoerder. De kantonrechter had Des (en niet Finqo) om nadere informatie moeten verzoeken. Zonder de verantwoording door voormalig bewindvoerder Des over het door haar gevoerde bewind kon de kantonrechter niet vaststellen of rechtsgeldig was opgezegd.
Het hof is van oordeel dat de grieven falen. Dat er geen overleg zou zijn geweest tussen Des en [X] en de kantonrechter [X] niet zou hebben gehoord alvorens toestemming te verlenen aan de bewindvoerder doet niet af aan de wettelijke bevoegdheid van de bewindvoerder op grond van artikel 1:441 lid 1 BW. De kantonrechter heeft terecht vooropgesteld dat de bewindvoerder de onder bewind gestelde in en buiten rechte vertegenwoordigt wanneer het gaat om handelingen in verband met onder bewind staande goederen en dat de rechten die [X] kon ontlenen aan de huurovereenkomst daaronder vallen. Een geschil hierover tussen de bewindvoerder en de onder bewind gestelde hoort niet thuis in een procedure als deze en dat geldt evenzeer voor een geschil over het afleggen van verantwoording door een bewindvoerder indien er een opvolgend bewindvoerder aantreedt. Daarnaast heeft Finqo, als opvolgend bewindvoerder, in een e-mail aan de rechtbank van 15 januari 2018 onder meer het volgende laten weten:
“(…) Als beschermingsbewindvoerder proberen wij voor al onze klanten ervoor te zorgen dat een ontruiming uitblijft want dit heeft uiteraard vele gevolgen. Finqo ziet alleen op basis van het inkomen wat er binnenkomt en de lasten die betaald moeten worden geen oplossing om hierin mee te kunnen buigen. (…)”.Hieruit heeft de kantonrechter terecht afgeleid dat ook de opvolgend bewindvoerder niet kon meegaan in de wens van [X] om in de woning te blijven.
Voor het overige heeft Finqo geen, althans onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan geoordeeld kan worden dat de bewindvoerder onbevoegd was om de huurovereenkomst op te zeggen.
3.7
Voor zover Finqo voldoende specifiek bewijs heeft aangeboden ziet dit aanbod niet op stellingen die, indien bewezen, tot een andere conclusie kunnen leiden.
3.8
De slotsom luidt dat de grieven falen en dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Finqo zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Finqo in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Lieven De Key begroot op € 726,- aan verschotten en € 1.074,-.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. Polak, J.C. Toorman en S. van Gulijk en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2019.