Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
b. Bij beschikking van de kantonrechter te Amsterdam van 10 juni 2015 zijn de goederen van [X] onder bewind gesteld. Na ontslag van de eerste bewindvoerder is Des benoemd als opvolgend bewindvoerder met ingang van 31 augustus 2015.
c. In december 2016 is in de woning een hennepkwekerij aangetroffen met 119 hennepplanten en 14 assimilatielampen. Tevens was sprake van diefstal van energie.
d. Met behulp van een ingevuld en ondertekend formulier d.d. 21 december 2016 heeft Des de huurovereenkomst schriftelijk opgezegd tegen 31 januari 2017. Lieven De Key heeft de opzegging bevestigd bij brief van 21 december 2016.
e. Op 31 januari 2017 heeft [X] de woning niet verlaten.
f. Op 5 april 2017 hebben Lieven De Key en [X] rondom een kort geding nadere afspraken gemaakt over het gebruik van de woning. Daarbij is onder meer afgesproken dat [X] de woning op 31 juli 2017 leeg en ontruimd zou opleveren aan Lieven De Key. Des heeft deze afspraken schriftelijk bevestigd.
g. Op 31 juli 2017 heeft [X] de woning niet verlaten.
h. Met ingang van 1 oktober 2017 is Des ontslagen en is Finqo als opvolgende bewindvoerder benoemd.
i. Het bestreden vonnis is op 7 maart 2018 betekend aan Finqo en op 12 maart 2018 aan [X] , met de aankondiging dat de ontruiming van de woning zal plaatsvinden op 4 april 2018.
j. Op 4 april 2018 is de gerechtsdeurwaarder naar de woning gegaan om deze te ontruimen. Aldaar werd hem door [A] , maatschappelijk werker van de Stichting Blije Buren medegedeeld dat [X] de woning had ontruimd, maar dat de woning daarna is gekraakt. De krakers hebben [X] na het kraken onderdak gegeven in de woning. De gerechtsdeurwaarder heeft geconcludeerd dat op dat moment op basis van de aanwezige executoriale titel niet tot gerechtelijke ontruiming van de krakers kon worden overgegaan.
k. Bij dagvaarding van 12 april 2018 heeft Lieven De Key de Stichting Blije Buren en zij die verblijven in de woning gedagvaard in kort geding. De behandeling van het kort geding vond plaats bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam op 19 april 2018. Bij vonnis van 3 mei 2018 zijn gedaagden bij verstek veroordeeld tot ontruiming binnen twee dagen na betekening van het vonnis. Dit vonnis is betekend op 3 mei 2018 en op 23 mei 2018 is de woning ontruimd.
3.Beoordeling
Finqo heeft aangevoerd dat, gegeven de financiële situatie van [X] , zij niet mee kan gaan met de wens van [X] om in de woning te blijven omdat daar te weinig financiële middelen voor aanwezig zijn.
“(…) Door de deurwaarder werd inmiddels aangezegd dat cliënte[hof: [X] ]
morgen, 23 mei 2018,uit haar woning zal worden ontruimd. Mij is verzocht om te bezien of tegen voornoemde ontruiming rechtsmiddelen kunnen worden aangewend. Om cliënte verder te kunnen bijstaan heb ik terzake echter uw toestemming nodig”.Finqo geeft daarop bij e-mail van 25 mei 2019 toestemming en verzoekt de financiële gevolgen vooraf met de bewindvoerder te overleggen. Vervolgens verzoekt Finqo bij brief van 12 juli 2018 de raadsman om de toevoeging van de Raad voor de Rechtsbijstand aan haar te verzenden opdat zij bijzondere bijstand ten behoeve van [X] kan aanvragen. Dat de verleende toestemming, zoals Finqo stelt, uitsluitend en alleen zou zien op het aanhangig maken van een executiegeschil dan wel een hoger beroep tegen het kort geding vonnis van 3 mei 2018 blijkt niet, althans onvoldoende, uit de e-mail van de raadsman en ook niet uit de daaropvolgende reacties van Finqo. Eerst bij brief van 27 september 2018 (uitsluitend geadresseerd aan de advocaat van Lieven de Key en ruim een maand nadat Finqo in kennis was gesteld van het feit dat de memorie van grieven was ingediend bij het hof) laat Finqo aan de advocaat van Lieven De Key en de raadsman weten dat Finqo geen rol heeft in dit hoger beroep. De raadsman heeft onbetwist gesteld dat hij van deze brief niet eerder dan bij de memorie van antwoord kennis heeft kunnen nemen. Bij brief van 28 september 2018 gericht aan de gemachtigde van Lieven De Key schrijft Finqo o.a. dat zij het verzoek om toestemming van de raadsman van 22 mei 2018 op basis van de mogelijkheid om een beroep te doen op rechtsbijstand heeft toegestaan. Dit alles overziend komt het hof dan ook tot de conclusie dat de raadsman bevoegd was om dit hoger beroep aanhangig te maken en dat Finqo derhalve in het hoger beroep kan worden ontvangen.
Het hof is van oordeel dat de grieven falen. Dat er geen overleg zou zijn geweest tussen Des en [X] en de kantonrechter [X] niet zou hebben gehoord alvorens toestemming te verlenen aan de bewindvoerder doet niet af aan de wettelijke bevoegdheid van de bewindvoerder op grond van artikel 1:441 lid 1 BW. De kantonrechter heeft terecht vooropgesteld dat de bewindvoerder de onder bewind gestelde in en buiten rechte vertegenwoordigt wanneer het gaat om handelingen in verband met onder bewind staande goederen en dat de rechten die [X] kon ontlenen aan de huurovereenkomst daaronder vallen. Een geschil hierover tussen de bewindvoerder en de onder bewind gestelde hoort niet thuis in een procedure als deze en dat geldt evenzeer voor een geschil over het afleggen van verantwoording door een bewindvoerder indien er een opvolgend bewindvoerder aantreedt. Daarnaast heeft Finqo, als opvolgend bewindvoerder, in een e-mail aan de rechtbank van 15 januari 2018 onder meer het volgende laten weten:
“(…) Als beschermingsbewindvoerder proberen wij voor al onze klanten ervoor te zorgen dat een ontruiming uitblijft want dit heeft uiteraard vele gevolgen. Finqo ziet alleen op basis van het inkomen wat er binnenkomt en de lasten die betaald moeten worden geen oplossing om hierin mee te kunnen buigen. (…)”.Hieruit heeft de kantonrechter terecht afgeleid dat ook de opvolgend bewindvoerder niet kon meegaan in de wens van [X] om in de woning te blijven.
Voor het overige heeft Finqo geen, althans onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan geoordeeld kan worden dat de bewindvoerder onbevoegd was om de huurovereenkomst op te zeggen.