Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
- Signment of the new service and rental contract between Electrolux (…) and [SCS] on Wednesday, 06th November 2013 in Stockholm
- Bonus payment to ECS (…)
meeting memovan 11 november 2013. ECS heeft in de begeleidende tekst vermeld:
meeting memo, een factuur ter hoogte van € 408.000,84, alsmede een overzicht dat aan de berekening van dit bedrag ten grondslag ligt.
3.Beoordeling
meeting memod.d. 11 november 2013 expliciet verwezen naar het memo d.d. 6 augustus 2012 en de daarin vermelde bonusafspraak. ECS heeft onweersproken gesteld dat [A] dit
meeting memonaar [B] en [C] heeft gestuurd op een moment dat zij beiden bestuurder van SCS waren. Gesteld noch gebleken is dat een van hen toen bezwaar tegen dit document of tegen de daarin genoemde afspraken heeft gemaakt. Integendeel, in een door mr. Van Boetzelaer opgestelde en door [C] voor akkoord ondertekende brief van 5 april 2017 staat dat [C] meende dat het een rechtsgeldige afspraak betrof tussen ECS en SCS, die door SCS moest worden nagekomen. Tot slot heeft [D] op 29 januari 2015 zowel het memo d.d. 6 augustus 2012 als het
meeting memod.d. 11 november 2013 per e-mail ontvangen, zonder dat hij daar vragen over heeft gesteld.
Management
Supervisory Board, althans het
HR Committeeter goedkeuring moesten worden voorgelegd, zeker als het gaat om bedragen als door ECS gevorderd. ECS heeft daar tegenovergesteld dat zij dit reglement niet kent en heeft betwist dat dit reglement bestond, althans dat er enige (statutaire) betekenis aan toekwam. SCS heeft tegenover deze betwisting nagelaten toe te lichten op welke wijze dit goedkeuringsvereiste aan [A] bekend kon zijn. Bovendien heeft SCS ter onderbouwing van haar betoog slechts een document overgelegd met als opschrift “Rules of Procedure” dat ongedateerd is, geen verwijzing naar SCS bevat en niet ondertekend is. Het betoog van SCS kan bij gebreke van een voldoende onderbouwing daarom geen verandering brengen in het oordeel dat SCS tegenover ECS geen beroep kan doen op de onbevoegdheid van [B] .
meeting memod.d. 11 november 2013 bovendien niet aangetroffen in haar administratie of in het afsprakendossier betreffende ECS. Van alle overige bonusregelingen zit wel een getekend exemplaar in het desbetreffende personeelsdossier. Een andere indicatie dat de bonusafspraak niet bestaat, is dat [C] als CFO pas in een laat stadium van de gestelde afspraak op de hoogte is gebracht.
meeting memod.d. 11 november 2013 door [C] en [B] is ontvangen. Op dat moment vormden [C] en [B] samen met [A] het voltallige bestuur van SCS. Het feit dat zij vervolgens geen van beiden bezwaar hebben gemaakt tegen de inhoud van het
meeting memo, waarin uitdrukkelijk wordt gerefereerd aan het memo d.d. 6 augustus 2012 en de bonusafspraak, wijst erop dat de bonusafspraak is gemaakt zoals in die memo’s vastgelegd. ECS heeft ook nog twee schriftelijke verklaringen van [C] in het geding gebracht waarin hij bevestigt dat [B] de gestelde bonusafspraak met ECS heeft gemaakt vanuit het belang om het contract met Electrolux te behouden. Daar komt nog bij dat [D] beide memo’s in januari 2015 ook heeft ontvangen van ECS, heeft aangekondigd er goede nota van te nemen (”I will have a close look at them”), doch vervolgens niet meer op de memo’s heeft gereageerd. SCS heeft hier onvoldoende tegenovergesteld. Meer in het bijzonder voert zij niet aan dat zij van [C] , [B] of een andere destijds rechtstreeks betrokkene heeft vernomen dat de gestelde bonusafspraak niet is gemaakt. Dat een bonusregeling als deze binnen de groep ongebruikelijk is, legt onvoldoende gewicht in de schaal nu onweersproken is gebleven dat het welslagen van de inspanningen van ECS van vitaal belang was voor de continuïteit van SCS. Of [C] pas in november 2013 van de bonusafspraak op de hoogte is geraakt of – zoals [C] zelf in zijn schriftelijke verklaring van 7 april 2017 heeft verklaard – eerder, kan in het midden blijven. De slotsom luidt hoe dan ook dat SCS in het licht van het debat tussen partijen en de overgelegde stukken onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat [B] en [A] wilsovereenstemming hebben bereikt zoals vastgelegd in het memo d.d. 6 augustus 2012. Dat SCS – kennelijk bij gebrek aan wetenschap – betwist dat [B] zijn handtekening onder dat memo heeft gezet, kan daar geen verandering in brengen.
meeting memod.d. 11 november 2013 blijkt genoegzaam wat is afgesproken. Een redelijke uitleg brengt mee dat de bonus door SCS aan ECS verschuldigd is wanneer de inspanningen van ECS ertoe zouden leiden dat Electrolux weer een nieuw contract met SCS zou sluiten. SCS heeft erkend (conclusie van antwoord nr. 30) dat er – mede – door de inspanningen van ECS een verlenging van de overeenkomst met Electrolux tot stand is gekomen op 6 november 2012. Daarmee is de voorwaarde vervuld. Ook de wijze waarop de hoogte van de bonus moet worden berekend is in het memo van 6 augustus 2012 voldoende bepaald.
Lundiform/Mexx).
meeting memod.d. 11 november 2013 niet op het standpunt hebben gesteld dat de bonusafspraak niet meer gold, duidt er ook op dat deze van kracht is gebleven na het aangaan van de overeenkomst van opdracht. Het verweer van SCS wordt daarom verworpen.
meeting memod.d. 11 november 2013. Daarom is niet van belang wanneer de opdrachtovereenkomst tussen SCS en ECS is geëindigd. SCS heeft geen concrete feiten of omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel kunnen leiden.
rental contracten dat zij ook geen winst uit dat contract genoot. Volgens SCS dient de bonus alleen te worden berekend over het contractvolume van het “service contract” en kan de bonus daarom hooguit € 175.526,00 bedragen.
rental contractwordt verworpen. ECS heeft genoegzaam toegelicht dat SCS in het relevante tijdvak containers aanschafte met behulp van een financiering bij ING, dat SCS deze containers verhuurde aan fabrikanten, dat SCS ook containers verhuurde aan Electrolux en dat het
rental contractop die verhuur zag. De huur werd weliswaar – totdat de financiering was afbetaald – rechtstreeks aan ING voldaan, maar die betaling geschiedde na ontvangst van een factuur van SCS. Dit laatste is door SCS niet betwist. Het contractvolume van het
rental contractis in lijn daarmee vermeld op het overzicht van “contract volumes Electrolux” dat is gevoegd bij productie 2 bij de inleidende dagvaarding, welk overzicht volgens de onbetwiste stelling van ECS uit de administratie van SCS afkomstig is. Het contractvolume van het
rental contractis ook vermeld op het overzicht dat door SCS (zelf) in deze procedure is overgelegd als productie 2 bij de conclusie van antwoord. Daarop is vermeld wat volgens SCS over de jaren 2013-half 2016 de revenuen waren uit het
rental contract, hetgeen jaarlijks uitmondt in een bedrag vermeld onder de woorden “Total Revenue on SCS books”. Weliswaar betreffen de in dat overzicht vermelde bedragen telkens een fractie van de door ECS genoemde bedragen, maar het overzicht bevestigt dat SCS omzet genereerde met het
rental contract. Dat op dit overzicht van SCS onder “Variances” ook is vermeld: “ING rental is included, this is invoiced on behalf of ING from SCS, but is on the books of ING (P&L/B&S of ING). SCS just acts as collection agency”, is onvoldoende om het primaire verweer van SCS te honoreren dat het
rental contractvolledig buiten beschouwing moet worden gelaten.
rental contractrekening mag worden gehouden, heeft zij niet voldoende toegelicht. Het
rental contractis expliciet genoemd in het meeting memo d.d. 11 november 2013. [A] heeft dit
meeting memonaar [B] en [C] gestuurd en tegen de inhoud daarvan is toen namens SCS geen bezwaar gemaakt. De tekst van dit memo maakt geen onderscheid tussen bedragen die aan SCS of aan ING worden betaald. Gelet op deze feiten en omstandigheden had SCS haar verweer nader moeten onderbouwen. Bij gebreke daarvan moet als vaststaand worden beschouwd dat het (gehele) contractvolume van het
rental contractaan de bonusberekening ten grondslag mag worden gelegd.