In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam werd behandeld, ging het om een hoger beroep in een kort geding dat was aangespannen door [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] tegen [appellant]. De kern van het geschil betrof de vraag of [appellant] misbruik had gemaakt van zijn aandeelhoudersbevoegdheden door, ondanks zijn fiduciaire verplichtingen jegens zijn vader en zus, aandeelhoudersbesluiten te nemen die zijn eigen positie binnen de vennootschap Investpharma versterkten. De voorzieningenrechter had eerder geoordeeld dat [appellant] moest meewerken aan de herroeping van deze besluiten, en dit vonnis werd in hoger beroep bevestigd.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] zijn vader en dochter, terwijl [appellant] hun zoon en broer is. De familie was aandeelhouder van de vennootschap Pandora N.V. en had een geschil over de aandelen in Investpharma. Na een arbitrale uitspraak waarin [appellant] werd veroordeeld tot de overdracht van aandelen aan zijn vader en zus, nam hij besluiten die zijn zeggenschap binnen de vennootschap versterkten. Dit leidde tot een kort geding waarin [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] vroegen om de herroeping van deze besluiten.
Het hof oordeelde dat [appellant] misbruik had gemaakt van zijn positie door besluiten te nemen die zijn eigen belangen dienden, terwijl hij verplicht was om de belangen van zijn familieleden te respecteren. Het hof bevestigde de eerdere beslissing van de voorzieningenrechter en oordeelde dat [appellant] moest meewerken aan de herroeping van de omstreden besluiten. De zaak benadrukt de belangrijke rol van fiduciaire verplichtingen binnen vennootschapsrecht en de noodzaak om aandeelhoudersbesluiten te nemen in het belang van alle aandeelhouders.