Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
op 12 augustus 2014 dat volgens het bankafschrift van [geïntimeerde] is geduid als “Huur mei tm. aug”. Volgens [X] betrof dit bedrag echter (bijna) vijf termijnen van de te betalen compensatie en volgens [geïntimeerde] de huur van mei en juni en twee maal het compensatiebedrag. Relevant is vooral of over juli 2014, de eerste maand waarover volgens [geïntimeerde] compensatie is verschuldigd, inderdaad geen huur is betaald. De zaak zal naar de rol worden verwezen teneinde [X] in de gelegenheid te stellen zich hierover bij akte - met bankafschriften onderbouwd - nader uit te laten. [geïntimeerde] zal hierop mogen reageren.”;
€ 16.736,66 op 12 augustus 2014 door [X] aan [geïntimeerde] staat weergegeven onder vermelding van “Huur mei tm. aug (hof: en, zoals ook op het door [geïntimeerde] eerder overgelegde bankafschrift vermelde) etages Prinseneiland”. Op dit bankafschrift staat ook vermeld dat, eveneens op 12 augustus 2014, een bedrag van € 3.174,98 door [X] aan [geïntimeerde] is voldaan onder vermelding van “Factuur 2014/7”. Volgens [X] betrof laatstgenoemde betaling een betaling op de huur voor de bedrijfsruimte (het hof begrijpt: de begane grond van het pand) over juli 2014. Dit was weliswaar niet het volledig te betalen bedrag ter zake van de door [X] verschuldigde huur, omdat met dit bedrag nog geen huur was betaald voor de woonruimte op de verdiepingen, maar die kwestie heeft zich opgelost in de kwijting die [geïntimeerde] aan [X] verleende ter zake van haar huurbetalingsverplichting, aldus [X] .
€ 17.500,- (= 5 x € 3.500,-). Voorts heeft [X] naar haar zeggen op 12 september 2014 een bedrag van € 3.500,- aan [geïntimeerde] overgemaakt. [geïntimeerde] heeft deze betalingen erkend, althans niet weersproken. Volgens [geïntimeerde] betrof de betaling van € 16.736,66 evenwel deels ook huur over mei en juni en slechts twee maal het compensatiebedrag. Uit hetgeen door [X] bij akte nog naar voren is gebracht begrijpt het hof dat deze betaling op het moment van betalen inderdaad op de door [geïntimeerde] genoemde posten zag, maar dat deze betaling na de op 3 mei 2016 overeengekomen vaststellingsovereenkomst, gezien de cijfermatige aansluiting bij het desbetreffende schikkingsbedrag door [X] , alsnog geheel aan compensatie is toegeschreven. Het hof begrijpt dat [X] in aansluiting hierop op 16 mei 2016 voormeld bedrag van € 763,34 heeft betaald. [geïntimeerde] heeft ook deze aan de vaststellingovereenkomst verbonden stellingen van [X] geheel onbesproken gelaten. [geïntimeerde] heeft daarmee de uiteindelijke duiding door [X] van laatstgenoemde betaling onvoldoende weersproken. Dit heeft als gevolg dat, overeenkomstig het oordeel van de rechtbank, ervan uit dient te worden gegaan dat [X] ter zake van compensatie een bedrag van (€ 16.736,66 + € 3.500 + € 763,34 = zes termijnen =) € 21.000,- heeft betaald.