ECLI:NL:GHAMS:2019:2530

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2019
Publicatiedatum
19 juli 2019
Zaaknummer
23-002056-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs en bewezenverklaring van rijden onder invloed en tijdens rijontzegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor een alcoholgerelateerd verkeersmisdrijf en had een rijontzegging opgelegd gekregen. Op 19 oktober 2017 bestuurde hij een personenauto in 't Zand, gemeente Schagen, terwijl hij onder invloed van alcohol was en wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De tenlastelegging omvatte drie feiten, waarvan de verdachte voor de feiten 1 en 2 werd veroordeeld, maar voor feit 3 werd vrijgesproken. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was, omdat hij de relevante brief van het Openbaar Ministerie niet had ontvangen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 120 uren. De verbeurdverklaring van de in beslag genomen auto werd ook uitgesproken. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte, maar besloot af te wijken van de eis van de advocaat-generaal door een taakstraf op te leggen in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002056-18
datum uitspraak: 12 juli 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 25 mei 2018 in de strafzaak onder parketnummer 96-206127-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 juli 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 19 oktober 2017 te 't Zand, gemeente Schagen, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 345 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij, op of omstreeks 19 oktober 2017 te 't Zand, gemeente Schagen, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de Parallelweg, een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd;
3.
hij, op of omstreeks 19 oktober 2017 te 't Zand, gemeente Schagen, op de weg, de Parallelweg, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto), van categorie B heeft bestuurd, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid had verloren en dat hij
bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, gestelde voorwaarden, en aan hem geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak feit 3

Het hof stelt op grond van de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep het volgende vast.
De verdachte heeft op 19 oktober 2017 in ’t Zand een personenauto bestuurd terwijl hem bij brief van het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie van 8 augustus 2017 was medegedeeld dat zijn rijbewijs op grond van het bepaalde van artikel 123b van de Wegenverkeerswet 1994 met ingang van
13 juli 2017 ongeldig was geworden. Dit – kortgezegd – omdat hij bij een op 13 juli 2017 onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter was veroordeeld voor een alcoholgerelateerd verkeersmisdrijf en al vaker onherroepelijk was gestraft voor een dergelijk misdrijf.
In het dossier bevinden zich geen stukken waaruit blijkt dat de brief van 8 augustus 2017 de verdachte daadwerkelijk heeft bereikt terwijl de verdachte ter terechtzitting heeft medegedeeld dat hij deze brief niet heeft ontvangen en hij niet wist dat zijn rijbewijs ongeldig was.
Nu overig bewijs hiervoor ontbreekt is het hof, met de advocaat-generaal, en als bepleit door de verdachte van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat de verdachte wist, dan wel redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs zijn geldigheid had verloren. Het hof zal daarom de verdachte vrijspreken van het hem onder 3 tenlastegelegde.

Bewezenverklaring feit 1 en 2

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 19 oktober 2017 te 't Zand, gemeente Schagen, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 345 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij, op 19 oktober 2017 te 't Zand, gemeente Schagen, terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de Parallelweg, een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 .
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken en tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden, met de verbeurdverklaring van de onder de verdachte inbeslaggenomen auto (een bestelauto).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte vrijgesproken zal worden van feit 3 en voor feit 1 en 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken en tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden, met verbeurdverklaring van de onder de verdachte inbeslaggenomen auto (een bestelauto).
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een personenauto op de openbare weg, onder invloed van alcohol. Door aldus te handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid op een onacceptabele wijze in gevaar gebracht.
Daarnaast heeft hij een personenauto bestuurd, terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten liggen aan een rechterlijke beslissing en heeft hij een aan hem van overheidswege opgelegde sanctie genegeerd.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 juni 2019 blijkt onder andere dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op het bovenstaande zijn de door de advocaat-generaal gevorderde straffen zonder meer passend. In hetgeen de verdachte ter terechtzitting naar voren heeft gebracht over zijn thans geldende persoonlijke omstandigheden en de omstandigheid dat los van de onderhavige zaak reeds rijontzeggingen toereikend van kracht zijn, ziet het hof aanleiding van de eis af te wijken en op andere wijze de verdachte de ernst van de feiten in te scherpen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Verbeurdverklaring

Het onder 1 en 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven auto. De auto behoort de verdachte toe en zal daarom verbeurd worden verklaard. De verdachte wordt hierdoor niet onevenredig in zijn belangen geschaad.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Bestelauto (Citroën) [kenteken].
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. E. van Die en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 juli 2019.
mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]