ECLI:NL:GHAMS:2019:2528
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan grieven
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 10 december 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1983 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen het eerder genoemde vonnis. Tijdens de zitting op 8 juli 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Echter, de verdachte heeft geen schriftelijke grieven ingediend en er zijn ook geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat zou pleiten voor een verder onderzoek van de zaak. Op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep.
De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Het arrest is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. B.A.A. Postma, die buiten staat was om het arrest mede te ondertekenen.