ECLI:NL:GHAMS:2019:2526
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan grieven
Op 8 juli 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 3 mei 2018 was gewezen. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1979, die in hoger beroep ging tegen het eerder genoemde vonnis. Tijdens de zitting op 8 juli 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De verdachte heeft echter geen schriftelijke grieven ingediend en ook geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat zou rechtvaardigen dat de zaak verder wordt onderzocht. Op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep.
De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan op een openbare terechtzitting en mr. B.A.A. Postma was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen. Dit arrest benadrukt het belang van het indienen van grieven in hoger beroep en de gevolgen van het ontbreken daarvan voor de ontvankelijkheid van de verdachte.