ECLI:NL:GHAMS:2019:2520

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2019
Publicatiedatum
19 juli 2019
Zaaknummer
23-002941-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep in strafzaak tegen verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 juli 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep dat was ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 augustus 2018. De verdachte, geboren op [geboortedag] 1986 te Curaçao, was op dat moment gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan. Tijdens de terechtzitting op 4 juli 2019 heeft de raadsvrouw van de verdachte aangegeven dat de verdachte geen belang meer had bij het handhaven van het hoger beroep. Dit leidde tot de vordering van de advocaat-generaal om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, door het intrekken van de bezwaren tegen het vonnis, niet langer rechtens te respecteren belangen had die een nader onderzoek van de zaak rechtvaardigden. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 juli 2019, waarbij mr. B.A.A. Postma niet in staat was het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002941-18
datum uitspraak: 4 juli 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 augustus 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-233132-17 tegen
[verdachte],
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1986,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 juli 2019.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld. Ter terechtzitting van 4 juli 2019 heeft de raadsvrouw te kennen gegeven dat de verdachte geen belang meer heeft bij het handhaven van het hoger beroep in deze zaak.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het ingestelde hoger beroep.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Nu de raadsvrouw ter terechtzitting te kennen heeft gegeven dat de verdachte het hoger beroep niet wenst te handhaven, moet de verdachte geacht worden de eerder tegen het vonnis opgegeven bezwaren in te trekken. Daarom zal hij, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig nader onderzoek van de zaak, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. R. Kuiper en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 juli 2019.
Mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest te ondertekenen.