ECLI:NL:GHAMS:2019:250

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2019
Publicatiedatum
31 januari 2019
Zaaknummer
001006-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beschikking op verzoek om schadevergoeding en rechtsbijstand in strafzaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin een verzoek om schadevergoeding en rechtsbijstand werd afgewezen. De verzoeker, geboren in 1981, had een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 15k van het Wetboek van Strafrecht en artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek strekte tot een schadevergoeding van € 6.720,00 voor geleden schade door vrijheidsbeneming en een forfaitaire vergoeding van € 550,00 voor rechtsbijstand in eerste aanleg, vermeerderd met € 280,00 in hoger beroep.

Het hof heeft op 5 juni 2018 het hoger beroep ingesteld door de verzoeker, die niet aanwezig was tijdens de behandeling. De advocaat-generaal en de advocaat van de verzoeker, mr. A.C. Vingerling, waren wel aanwezig. Het hof heeft de stukken van de strafzaak bestudeerd en op 17 januari 2019 de zaak behandeld. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen wettelijke grondslag was voor het verzoek van de appellant, en het hof heeft deze conclusie bevestigd.

Het hof heeft geoordeeld dat er geen hoger beroep openstaat tegen de beschikking op de voet van artikel 15k Sr, en heeft de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. Daarnaast heeft het hof het hoger beroep tegen de beslissing op de voet van artikel 591a Sv ongegrond verklaard. De beschikking is op 31 januari 2019 uitgesproken in een openbare zitting van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummers: 001006-18 (15k Sr) en 001004-18 (591a Sv)
parketnummer: 23-000080-12
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland van 28 mei 2018 op het verzoekschrift op de voet van de artikelen 15k van het Wetboek van Strafrecht en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. A. Boumanjal, [adres].

1.Inhoud van het verzoekschrift

A. Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding tot een bedrag van € 6.720,00, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van vrijheidsbeneming in de strafzaak met voormeld parketnummer, analoog aan artikel 15k van het Wetboek van Strafrecht.
Het verzoekschrift strekt voorts tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding op de voet van artikel 591a Sv ter zake van kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van het onderhavige verzoek in eerste aanleg ten bedrage van € 550,00 en in hoger beroep vermeerderd met € 280,00.

2.Procesverloop

Het hoger beroep is op 5 juni 2018 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 17 januari 2019 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant, mr. A.C. Vingerling – te dezer waarnemend voor mr. A. Boumanjal ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet verschenen.

3.Beoordeling van het hoger beroep

Ontvankelijkheid ten aanzien van het hoger beroep tegen de beslissing op de voet van artikel 15k Sr
Tegen beschikkingen staat hoger beroep niet open dan in de gevallen bij het Wetboek van Strafvordering bepaald. Nu van een beschikking op de voet van artikel 15k Sr niet is bepaald dat hoger beroep open staat, moet appellant niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep.
Ten aanzien van het hoger beroep tegen de beslissing op de voet van artikel 591a Sv
De rechtbank heeft in haar beslissing op de voet van artikel 15k Sr geoordeeld dat geen wettelijke grondslag bestaat voor het verzoek als door appellant gedaan. Gelet daarop is het hof met de rechtbank van oordeel dat evenmin een wettelijke grondslag aanwezig is voor toekenning van een vergoeding op de voet van artikel 591a Sv. in eerste aanleg en in hoger beroep.
Het hof zal het hoger beroep derhalve ongegrond verklaren.

4.Beslissing

Het hof:
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 15k Sr
Verklaart appellant niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 591a Sv
Verklaart het hoger beroep ongegrond.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. J.H.C. van Ginhoven, A.M.P. Geelhoed en M. Senden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 31 januari 2019.