ECLI:NL:GHAMS:2019:2488

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
17 juli 2019
Zaaknummer
23-003251-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal en wederrechtelijk binnendringen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 10 september 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1964, was beschuldigd van diefstal van zes blikken bier en wederrechtelijk binnendringen in een supermarkt, waar haar de toegang was ontzegd. De tenlastelegging omvatte twee punten: de diefstal van de blikken bier, die toebehoorden aan de supermarkt, en het binnendringen in het besloten lokaal van de supermarkt, waar haar toegang was ontzegd sinds 29 maart 2018. Tijdens de zitting op 25 juni 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, maar heeft ook rekening gehouden met haar persoonlijke omstandigheden, waaronder fysieke en psychische problemen, die haar in staat stelden om een onvoorwaardelijke taakstraf uit te voeren. Het hof heeft besloten om de verdachte een voorwaardelijke taakstraf op te leggen van 20 uren, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft het hof de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf met een jaar verlengd, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte heeft vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003251-18
datum uitspraak: 9 juli 2019
TEGENSPRAAK (raadsvrouw gemachtigd)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 september 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-149377-18 en 13-254701-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 juni 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 29 juli 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zes blikken bier, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan supermarkt [naam 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
zij op of omstreeks 29 juli 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in het besloten lokaal en/of het erf van de [naam 1] [adres 2] bij supermarkt [naam 1], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was haar, verdachte, met ingang van 29 maart 2018 schriftelijk de toegang tot die supermarkt ontzegd voor de duur van één jaar.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 29 juli 2018 te Amsterdam, zes blikken bier, toebehorende aan supermarkt [naam 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
zij op 29 juli 2018 te Amsterdam in het besloten lokaal van de [naam 1] [adres 2] wederrechtelijk is binnengedrongen immers was haar, verdachte, met ingang van 29 maart 2018 schriftelijk de toegang tot die supermarkt ontzegd voor de duur van één jaar.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van zes blikken bier en lokaalvredebreuk. Winkeldiefstal is een ergerlijke vorm van criminaliteit die voor winkeliers veel hinder en schade oplevert. Daarbij was haar de toegang tot deze winkel ontzegd, welke ontzegging zij heeft genegeerd door deze winkel toch binnen te gaan.
Door het hof zijn ter terechtzitting in hoger beroep twee deskundigen gehoord met betrekking tot de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Door [naam 2] van Inforsa is tevens een reclasseringsrapport opgemaakt, gedateerd 25 juni 2019. Hieruit volgt dat de verdachte veel fysieke en psychische problemen heeft waar momenteel binnen een zorgkader van verschillende hulpverlenende instanties aan wordt gewerkt. De verdachte is op dit moment onder meer herstellende van een heupoperatie, waardoor het voor haar feitelijk onmogelijk is om een onvoorwaardelijke taakstraf, zoals in eerste aanleg door de politierechter is opgelegd, uit te voeren. Daarnaast is de verwachting dat ook enige andere onvoorwaardelijke straf de voorzichtig positieve ontwikkelingen die de verdachte doormaakt, teniet zal doen. Geadviseerd wordt de verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Het hof zal dit advies overnemen en acht, alles afwegende, een voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
In het voorgaande ligt besloten dat het hof in hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd geen aanleiding ziet met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht af te zien van het opleggen van een straf of maatregel.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 138 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 mei 2018 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 8 uren subsidiair 4 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de bij voornoemd vonnis vastgestelde proeftijd met een jaar zal worden verlengd.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Op de gronden als onder de strafoplegging verwoord,
acht het hof evenwel termen aanwezig om de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met 1 (één) jaar te verlengen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 mei 2018 met parketnummer 13-254701-17, met een termijn van 1 (één) jaar.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. A.M. Kengen en mr. N.C. Laatsch, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 juli 2019.
mr. N.C. Laatsch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]