ECLI:NL:GHAMS:2019:2485

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
17 juli 2019
Zaaknummer
23-002380-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping bewijsverweer en veroordeling voor poging tot diefstal en bedreiging met misdrijf tegen het leven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot diefstal en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. De tenlastelegging omvatte onder andere het openen van een personenauto met een valse sleutel en het bedreigen van twee politieagenten met een mes.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 juni 2019 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, maar het hof heeft dit verweer verworpen. Het hof oordeelde dat de gedragingen van de verdachte, die op heterdaad werd betrapt in de auto, voldoende bewijs boden voor de poging tot diefstal. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het doorzoeken van de auto en het bedreigen van de verbalisanten, wat leidde tot gevoelens van onveiligheid.

De strafmaat werd vastgesteld op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Het hof hield rekening met eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten, maar ook met zijn positieve ontwikkeling in het leven. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, wat het hof passend achtte gezien de omstandigheden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002380-17
datum uitspraak: 9 juli 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-237758-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 november 2016 te Hoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een personenauto (merk Opel, type Zafira, voorzien van kenteken [kenteken]) en/of (een) goed(eren) uit een personenauto, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, door middel van een valse sleutel
- de personenauto heeft geopend en/of
- in de personenauto heeft plaatsgenomen en/of
- de personenauto heeft doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 12 november 2016 te Hoorn twee medewerkers van de politie, te weten [verbalisant 1] (inspecteur van Politie eenheid Noord-Holland) en/of [verbalisant 2] (inspecteur van Politie eenheid Noord
Holland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde verbalisanten toegeroepen dat hij een mes tussen hun ribben zou steken en/of dat hij ze zou neersteken, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat de verdachte van de ten laste gelegde poging tot diefstal dient te worden vrijgesproken nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het voor diefstal vereiste oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening te kunnen komen.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt als volgt.
Uit de te bezigen bewijsmiddelen volgt dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 12 november 2016 omstreeks 03:20 uur op de Drieboomlaan in Hoorn rijden. Aldaar zien zij een blauwe Opel Zafira met de voorzijde in hun richting geparkeerd staan. Zij constateren dat de bestuurdersportier van de personenauto openstaat en dat er een man op zijn knie op de bestuurdersstoel voorovergebogen in de richting van het dashboardkastje zit. Deze man blijkt later de verdachte te zijn. Op het moment dat de verbalisanten in de auto kijken zien zij dat het dashboardkasje openstaat, dat er sleutels ter hoogte van de handrem liggen, er meerdere goederen op de passagiersstoel liggen en dat een navigatiesysteem is losgekoppeld en op het voetenmatje aan de bestuurderskant ligt. Aangever [benadeelde] heeft daarbij verklaard dat bij het afsluiten van zijn auto het dashboardkastje gesloten was en het navigatiesysteem aan zijn voorruit geplakt was.
Naar het oordeel van het hof zijn de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm aan te merken als te zijn gericht op voltooiing van het voorgenomen misdrijf. Zodoende acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde poging tot diefstal.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 12 november 2016 te Hoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen uit een personenauto, toebehorende aan [benadeelde], in de personenauto heeft plaatsgenomen en de personenauto heeft doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 12 november 2016 te Hoorn twee medewerkers van de politie, te weten [verbalisant 1] (inspecteur van Politie eenheid Noord-Holland) en [verbalisant 2] (inspecteur van Politie eenheid Noord-Holland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde verbalisanten toegeroepen dat hij een mes tussen hun ribben zou steken en dat hij ze zou neersteken.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal van goederen uit een auto, waarbij hij midden in de nacht in de auto is gaan zitten en deze heeft doorzocht. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk willen maken op het eigendomsrecht van een ander. Meer in het algemeen veroorzaken feiten als het onderhavige maatschappelijke onrust en kunnen zij bij mensen gevoelens van onveiligheid teweegbrengen.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van twee verbalisanten. Dit gedrag is beangstigend, veroorzaakt gevoelens van onveiligheid en geeft bovendien blijk van disrespect voor gezagsdragers.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 juni 2019 is hij eerder meermalen ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt in het nadeel van de verdachte.
Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep in het kader van de strafmaat aangevoerd dat de verdachte een positieve wending heeft gegeven aan zijn leven en dat hij tegenwoordig abstinent is van alcohol en drugs. Dit is door de verdediging echter niet met stukken onderbouwd waardoor het hof geen reden ziet om hier bij de strafoplegging rekening mee te houden.
Het hof acht, alles afwegende, een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. M.J.A. Plaisier en mr. N.C. Laatsch, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 juli 2019.
mr. N.C. Laatsch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.