ECLI:NL:GHAMS:2019:2483

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2019
Publicatiedatum
17 juli 2019
Zaaknummer
23-000325-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep tegen vonnis politierechter

Op 25 juni 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte, die eerder was veroordeeld door de politierechter in de rechtbank Noord-Holland op 30 januari 2018. De zaak, met parketnummer 15-231227-17, werd behandeld in hoger beroep onder parketnummer 23-000325-18. Tijdens de pro-forma zitting op 7 februari 2019 heeft de verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsman, aangegeven dat hij zijn bezwaren tegen het vonnis niet langer wenste te handhaven. Op 24 juni 2019 ontving het hof een e-mail van de raadsman waarin werd verzocht de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat een verder onderzoek rechtvaardigt. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, met mr. A.M. Kengen, mr. M.J.A. Plaisier en mr. N.C. Laatsch in de zitting, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000325-18
datum uitspraak: 25 juni 2019
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 30 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-231227-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 juni 2019.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De zaak van de verdachte is eerder ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde gekomen op de (pro-forma) terechtzitting van 7 februari 2019. Blijkens een nadien ontvangen e-mailbericht van 24 juni 2019 van de raadsman van de verdachte wenst de verdachte de eerder bij hem levende bezwaren tegen het vonnis niet langer te handhaven. De raadsman verzoekt het hof de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep. Nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak zal de verdachte, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. M.J.A. Plaisier en mr. N.C. Laatsch, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 juni 2019.
mr. N.C. Laatsch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.