ECLI:NL:GHAMS:2019:2455

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2019
Publicatiedatum
16 juli 2019
Zaaknummer
23-00134-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplichtigheid aan diefstal met geweld in vereniging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 18 december 2018. De verdachte, geboren in 2002, was beschuldigd van medeplichtigheid aan een gewapende overval op een winkel in Purmerend op 15 januari 2018. De tenlastelegging omvatte het helpen van medeverdachten bij de overval, waarbij geld en goederen werden ontvreemd en geweld werd gebruikt tegen een medewerker van de winkel. Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 juni 2019 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat er onvoldoende bewijs was voor medeplichtigheid. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de plannen van de medeverdachten en hen op verschillende manieren heeft geholpen, waaronder het wachten bij de vluchtscooter. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan diefstal met geweld. De opgelegde straf bestond uit een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie, en bijzondere voorwaarden zoals het volgen van onderwijs en meewerken aan hulpverlening. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000134-19
datum uitspraak: 27 juni 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 18 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-760015-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De raadsman heeft namens de verdachte hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] of omstreeks 15 januari 2018 te Purmerend, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid geld (ongeveer 532,20 euro) en/of een of meer sloffen sigaretten (merk: [merk]) en/of een of meer aanstekers, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel] en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of aan hem, verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (ongeveer 532,20 euro) en/of een of meer sloffen sigaretten (merk: [merk]) en/of een of meer aanstekers geheel of ten dele toebehorende aan [winkel] en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
-met een (gedeeltelijk bedekt gezicht) met een mes of schroevendraaier, althans een scherp voorwerp, de [winkel] zijn binnengegaan en/of
-op dreigende wijze (daarbij) "overval, overval" en/of "geef mij je geld" heeft/hebben geroepen en/of
-op de toonbank heeft/hebben geslagen en/of
-om de inhoud van de kassa en/of geld heeft/hebben gevraagd en/of
-achter de toonbank zijn gekomen en hierbij sloffen sigaretten heeft/ hebben gepakt bij en/of
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 15 januari 2018 te Purmerend, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
-door samen met die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] plannen te maken en/of
-samen met die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] op een scooter naar de [winkel] te rijden en/of
-(vervolgens) op de uitkijk te staan en/of
-de (vlucht) scooter voor de medeverdachten draaiende te houden door af en toe gas te geven ( om de vlucht te vergemakkelijken) en/of heeft gewacht bij/op de (gestolen, niet af te sluiten) (vlucht) en/of
-samen met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op een scooter te vluchten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bespreking bewijsverweer

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte op enige wijze medeplichtig is geweest aan de overval op de [winkel], nu hij de medeverdachten op generlei wijze hierbij behulpzaam geweest.
Gelet op de inhoud van het dossier en het ter terechtzitting in hoger beroep verhandelde stelt het hof het volgende vast.
De verdachte is op 15 januari 2018 samen met de twee medeverdachten, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], op een scooter richting de [winkel] bij het [tankstation] benzinestation in Purmerend gereden.
Zij zijn voorafgaand aan de beroving gedrieën naar een flatwoning gegaan, waar de medeverdachten zich ten behoeve van de beroving hebben omgekleed. De verdachte stond buiten die flatwoning op hen te wachten.
De verdachte wist op dat moment dat zij van plan waren een overval te gaan plegen.
In een steegje achter de [winkel] zijn zij met de scooter gestopt en is de verdachte bij de scooter achtergebleven.
Alvorens de medeverdachten richting de [winkel] vertrokken, hebben zij de verdachte opgedragen de motor van de gestolen, niet af te sluiten, scooter draaiende te houden.
De verdachte is bij de, niet afgesloten, scooter blijven wachten, terwijl zijn twee medeverdachten de [winkel] overvielen. Naar zijn zeggen heeft de verdachte de motor van de scooter niet draaiende gehouden zoals hem was opgedragen.
Toen de twee medeverdachten na enkele minuten met de buit terugkeerden zijn zij gedrieën op de scooter weggereden.
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de verdachte zowel opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn als op de overval van de [winkel].
Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdachte wist dat zijn medeverdachten een overval zouden gaan plegen en dat hij zich daarvan niet heeft gedistantieerd. De verdachte geeft aan wel geprotesteerd te hebben, maar is ondanks zijn protest toch met de medeverdachten meegegaan en bij de scooter blijven wachten op de medeverdachten toen zij de overval pleegden.
Ook concludeert het hof dat het niet anders kan dan dat de verdachte moet hebben begrepen dat de scooter voor een snelle vlucht na de overval van groot belang was. Door bij de niet afgesloten scooter te wachten op de terugkeer van de medeverdachten kon hij die snelle vlucht garanderen. Dat de motor van de scooter tijdens het wachten wel of niet draaiende is gehouden, maakt daarbij weinig verschil, nu de niet afgesloten scooter met een snelle kickstart kon worden gestart.
Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde en verwerpt het verweer van de raadsman.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] of 15 januari 2018 te Purmerend, tezamen en in vereniging met elkaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen een hoeveelheid geld (ongeveer 532,20 euro) en sloffen sigaretten (merk: [merk]) en aanstekers, toebehorende aan [winkel] en/of [benadeelde 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
-met een gedeeltelijk bedekt gezicht en met een schroevendraaier de [winkel] zijn binnengegaan en
-op dreigende wijze "overval, overval" en "geef mij je geld" hebben geroepen en
-op de toonbank hebben geslagen en
-om geld hebben gevraagd en
-achter de toonbank zijn gekomen en hierbij sloffen sigaretten hebben gepakt,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 15 januari 2018 te Purmerend, opzettelijk behulpzaam is geweest door
-samen met die [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op een scooter naar de [winkel] te rijden en
-om de vlucht te vergemakkelijken heeft gewacht bij de gestolen, niet af te sluiten vluchtscooter en
-samen met die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op een scooter te vluchten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, bij niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen jeugddetentie, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met algemene en bijzondere voorwaarden, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, bij niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen jeugddetentie, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met algemene en bijzondere voorwaarden, zoals geformuleerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) ter terechtzitting in hoger beroep, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
De raadsman heeft het hof ter terechtzitting in hoger beroep verzocht het onvoorwaardelijk deel van de werkstraf te matigen, gelet op de ondergeschikte rol van de verdachte bij de overval. Verder heeft de raadsman het hof verzocht af te zien van het opleggen van bijzondere voorwaarden omdat er al hulpverlening vanuit Spirit Pleegzorg is en de verdachte voor hulp en advies ook terecht kan bij de heer [naam] verbonden aan Club Welzijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een overval op de [winkel], waarbij geld, aanstekers en sloffen sigaretten zijn ontvreemd. Tijdens de overval is aangever, een medewerker van de [winkel], bedreigd. Hij is hier erg van geschrokken. Daarnaast is er schade doordat geld en goederen zijn weggenomen. Feiten als onderhavige schokken de rechtsorde en brengen gevoelens van onveiligheid met zich mee, zowel bij aangever als in de maatschappij. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het LOVS. Daarin wordt voor een first offender 4 maanden jeugddetentie genoemd. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals ter terechtzitting naar voren gekomen ziet de het hof aanleiding hiervan ten gunste van de verdachte af te wijken.
Het hof heeft kennis genomen van rapporten van de Raad van 19 april 2018 en 2 oktober 2018, alsmede van een eindrapportage taakstraf van 18 december 2018. In het rapport van 2 oktober 2018 adviseert de Raad aan de verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met algemene en bijzondere voorwaarden, te weten het volgen van onderwijs tot het behalen van een vervolgdiploma dan wel een startkwalificatie en meewerken aan eventuele vervolghulpverlening te bepalen door de jeugdreclassering. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de Raad dit standpunt gehandhaafd en laatst genoemde bijzondere voorwaarde nader gespecificeerd, te weten begeleiding door een coach van de Prinsenstichting.
Het hof heeft verder kennis genomen van het op naam van de verdachte staand uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 mei 2019 waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een vermogensdelict, te weten opzetheling.
Het hof stelt vast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee de verdachte sinds het ten laste gelegde feit niet opnieuw met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke werkstraf met algemene en bijzondere voorwaarden van na te melden duur passend en geboden.
Anders dan de raadsman heeft bepleit ziet het hof wel toegevoegde waarde in het opleggen van bijzondere voorwaarden. De huidige hulpverlening aan de verdachte en zijn familie vindt plaats in een vrijwillig kader. Gelet op de thans bestaande zorgen zowel over de voortgang op school alsmede over de situatie thuis, acht het hof een verplicht kader voor hulpverlening speciaal gericht op de verdachte noodzakelijk.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 48, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
80 (tachtig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde datde veroordeelde onderwijs volgt tot het behalen van een vervolg diploma en/of startkwalificatie gedurende de volledige proeftijd van 2 (twee) jaren, of zoveel korter als bedoeld diploma of starkwalificatie is behaald en/of de na te noemen instelling de voorwaarde niet langer noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde datde veroordeelde meewerkt aan vervolghulpverlening door een coach van de Prinsenstichting zolang de na te noemen instelling dat nodig acht.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. A.M. Kengen en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 juni 2019.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]