In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Somalië, was aangeklaagd voor het opzettelijk binnenbrengen van 35,55 kilogram qat op 12 november 2017 te Schiphol. De verdachte had in eerste aanleg een taakstraf van 60 uren opgelegd gekregen, subsidiair 30 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de verdachte betoogd dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim, omdat hij bij zijn aanhouding had aangegeven een advocaat te willen spreken, maar hier niet de gelegenheid voor heeft gekregen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte vrijwillig en ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van zijn recht op rechtsbijstand. Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met dezelfde subsidiaire hechtenis. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.