In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van de poging tot diefstal van hennep uit een kwekerij in Purmerend. De tenlastelegging omvatte onder andere het openbreken van een pand en het dreigen met geweld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders op 30 december 2016, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, hebben geprobeerd hennep te stelen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor het gebruik van geweld, wat het hof heeft overgenomen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de onderdelen van de tenlastelegging die betrekking hadden op geweld, maar heeft de poging tot diefstal met braak in vereniging bewezen verklaard.
De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 113 dagen, welke straf het hof heeft bevestigd. Daarnaast is de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afgewezen, omdat de verdachte in de periode van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Het hof heeft rekening gehouden met de positieve gedragsverandering van de verdachte en de aanbevelingen van de Reclassering. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan het geweld dat de schade zou hebben veroorzaakt.