ECLI:NL:GHAMS:2019:2365

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
23-000285-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake wederspannigheid en belediging van ambtenaren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 26 januari 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1993, was aangeklaagd voor wederspannigheid en belediging van politieambtenaren. De tenlastelegging omvatte geweld en bedreiging met geweld tegen verbalisanten tijdens hun rechtmatige uitoefening van hun functie op 11 januari 2017 in Amsterdam. De verdachte zou zich verzet hebben tegen zijn aanhouding en beledigende opmerkingen hebben gemaakt over de verbalisanten. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 17 juni 2019 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis, en er is een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van €250,00 aan een van de verbalisanten. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die blijk gaf van een positieve ontwikkeling in zijn leven. De verdachte heeft spijt betuigd en het hof heeft geoordeeld dat een gedeeltelijk voorwaardelijke straf passend is.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000285-18
datum uitspraak: 1 juli 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-110610-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 11 januari 2017, te Amsterdam, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, te weten verbalisanten [verbalisant 1], hoofdagent van politie en/of [verbalisant 2], brigadier van politie en/of [verbalisant 3], agent van politie en/of [verbalisant 4], hoofdagent van politie en/of [verbalisant 5], hoofdagent van politie, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten het staandehouden en/of aanhouden ter zake art. 70 Wet Personenvervoer 2000 en/of art. 424 Wetboek van Strafrecht en/of artikel 350 Wetboek van Strafrecht, in elk geval enig strafbaar feit, door zich in tegengestelde richting bewegen dan waar verbalisant hem, verdachte, wilden brengen en/of door de verbalisant [verbalisant 4] in het gezicht te schoppen en/of door de woorden te roepen ''Ik zou jou afmaken'', terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een of meer schaafwonden rondom de linkerhand, bij verbalisant [verbalisant 1] ten gevolge heeft gehad.
2.
hij, op of omstreeks 11 januari 2017, te Amsterdam, opzettelijk ambtenaren van politie, te weten [verbalisant 1], hoofdagent van politie en/of [verbalisant 2], brigadier van politie en/of [verbalisant 5], hoofdagent van politie, gedurende of ter zake de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd, door naar hen te roepen dat hun moeders kanker hoeren waren en/of en dat zij hun kanker bekken moesten houden, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij, op 11 januari 2017, te Amsterdam, zich met geweld en bedreiging met geweld, heeft verzet tegen meer ambtenaren, te weten verbalisanten [verbalisant 1], hoofdagent van politie en [verbalisant 2], brigadier van politie en [verbalisant 4], hoofdagent van politie en [verbalisant 5], hoofdagent van politie, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten het aanhouden ter zake art. 424 Wetboek van Strafrecht en/of art. 350 Wetboek van Strafrecht, door zich in tegengestelde richting te bewegen dan waar verbalisanten hem, verdachte, wilden brengen en door de verbalisant [verbalisant 4] in het gezicht te schoppen en door de woorden te roepen ''Ik zou jou afmaken'', terwijl dit misdrijf enig lichamelijk letsel, te weten een of meer schaafwonden rondom de linkerhand, bij verbalisant [verbalisant 1] ten gevolge heeft gehad.
2.
hij, op 11 januari 2017, te Amsterdam, opzettelijk ambtenaren van politie, te weten [verbalisant 1], hoofdagent van politie en [verbalisant 2], brigadier van politie en [verbalisant 5], hoofdagent van politie, gedurende of ter zake de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd, door naar hen te roepen dat hun moeders kankerhoeren waren en dat zij hun kankerbekken moesten houden.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uur subsidiair 40 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 50 uur subsidiair 25 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met geweld en bedreiging met geweld verzet tegen zijn rechtmatige aanhouding door politieambtenaren die hij vervolgens bovendien heeft uitgescholden. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 juni 2019 is het niet de eerste keer dat hij dergelijke feiten pleegt. De verdachte is zowel ter zake van wederspannigheid als belediging van politieambtenaren eerder onherroepelijk veroordeeld. Dit zijn kwalijke feiten, nu zij de uitoefening van de functie van politieambtenaren ernstig bemoeilijken. Echter, ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte overtuigend een kentering in zijn leven aangetoond. De verdachte heeft een vaste baan, een woning, een relatie en wordt binnenkort vader. Het beeld dat de verdachte zijn leven op orde heeft, komt ook naar voren uit het hiervoor aangehaalde uittreksel uit de Justitiële Documentatie, waaruit blijkt dat de verdachte sinds oktober 2017 geen strafbare feiten meer heeft gepleegd. Gelet op het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat met strafoplegging enkel nog het belang van vergelding is gediend. In dat kader weegt het hof mee dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep spijt heeft betuigd. Tot slot is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Het hof acht, alles afwegende, een gedeeltelijk voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 4]

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat door het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer is toegebracht tot een bedrag van € 250,00. Voor deze schade is de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 181, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Schadevergoedingsmaatregel [verbalisant 4]
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [verbalisant 4], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 11 januari 2017.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. J. Piena en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 juli 2019.
Mr. A.D.R.M. Boumans en mr. M.J. Dubelaar zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]