ECLI:NL:GHAMS:2019:2359

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
23-000086-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging en aanvulling van vonnis in hoger beroep inzake strafzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 9 januari 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1969, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Tijdens de zitting in hoger beroep op 16 mei 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die verzocht om dezelfde straf als die door de politierechter was opgelegd. Daarnaast werd de niet-ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij gevorderd.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met enkele aanvullingen en verbeteringen. Het hof heeft een bewijsmiddel dat door de politierechter was gebruikt, aangepast door bepaalde zinnen weg te laten. Tevens heeft het hof de strafmotivering aangevuld met een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte, gedateerd 29 april 2019. Het hof heeft ook artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toegevoegd aan de toepasselijke wettelijke voorschriften.

De beslissing van het hof was om het vonnis waarvan beroep te bevestigen, met inachtneming van de aangebrachte aanvullingen en verbeteringen. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof en is ondertekend door de griffier, terwijl twee van de rechters buiten staat waren om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000086-18
datum uitspraak: 29 mei 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15‑206986-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter in eerste aanleg opgelegd. Tevens heeft de advocaat-generaal de niet-ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij gevorderd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof het vonnis op de hierna omschreven wijze zal aanvullen en verbeteren.

Bewijsmiddelen

Het hof laat weg in het door de politierechter gebezigde bewijsmiddel met nummer III, de zinnen:
“Hij zei dat de fietsen niet waren gestolen. Ik vertelde hem dat ik ze dan wel wilde kopen.
V: Heb je gevraagd waarom de sloten opengeslepen waren.
A: Dat gebeurt vaker, sommige fietsen krijgen een sticker van handhaving dat ze weg moeten, als ze dan weggehaald worden, slijpen ze ze vaak open, dus ik vond het niet raar. Hij koopt vaak van die fietsen die weg moeten, ik vond het dus niet vreemd dat de sloten open geslepen waren”.

Oplegging van straf

Ten aanzien van de strafmotivering vult het hof aan dat het acht heeft geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 april 2019.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Ten slotte voegt het hof toe aan de door de politierechter vermelde toepasselijke wettelijke voorschriften artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. P.C. Römer en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 mei 2019.
Mr. J.W.H.G. Loyson en mr. P.C. Römer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]