ECLI:NL:GHAMS:2019:2357

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
23-002224-09 / rekestnummer 000208-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang op grond van artikel 577c Sv

Op 16 mei 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang, ingediend door het openbaar ministerie. De vordering was gebaseerd op artikel 577c, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en had betrekking op een veroordeelde die een openstaand bedrag van € 15.207,41 nog niet had betaald. De advocaat-generaal had de vordering ingediend op 20 februari 2019, maar het hof constateerde dat de veroordeelde in de periode van 7 december 2018 tot 4 mei 2019 rechtens zijn vrijheid was ontnomen. Dit leidde tot de conclusie dat de veroordeelde niet 'onvindbaar' kon zijn geweest voor het openbaar ministerie, zoals in de motivering van de vordering werd gesteld.

Tijdens de behandeling in raadkamer verklaarde de veroordeelde dat hij, nu hij was vrijgelaten, bereid was om een nieuwe betalingsregeling te treffen om de aflossing van het openstaande bedrag te hervatten. Het hof oordeelde dat er onder deze omstandigheden niet kon worden aangenomen dat de veroordeelde onwillig was tot betaling. Daarom werd de vordering tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang afgewezen. De beschikking werd uitgesproken in het openbaar en ondertekend door de leden van de meervoudige raadkamer, met uitzondering van de voorzitter.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Parketnummer: 23-002224-09
Rekestnummer: 000208-19
Datum uitspraak: 16 mei 2019
Beschikking gegeven op de vordering van het openbaar ministerie van 20 februari 2019 op grond van artikel 577c, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering ingediend tegen de veroordeelde:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
in raadkamer opgegeven feitelijk adres: [adres].

Procesgang

Dit gerechtshof heeft bij arrest van 4 mei 2011 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 24.333,33.
Deze ontnemingsmaatregel is – door niet-ontvankelijkverklaring van de veroordeelde in het tegen voornoemd arrest ingestelde cassatieberoep – op 9 oktober 2012 onherroepelijk geworden.
De advocaat-generaal heeft een vordering tot 'Verlof tenuitvoerlegging lijfsdwang' ex artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering voor de duur van 120 dagen bij dit gerechtshof ingediend, vanwege het na gedeeltelijke betaling nog openstaande bedrag van € 15.207,41.
Het verzoek is door het hof in raadkamer op 16 mei 2019 in het openbaar behandeld. Daarbij zijn gehoord de verzoeker, zijn advocaat mr. J.S.W. Boorsma en de advocaat-generaal mr. W.H.J. Freijsen.
De advocaat-generaal heeft in raadkamer gepersisteerd bij de vordering.

Beoordeling

Blijkens de motivering van de vordering steunt deze op het gegeven dat de veroordeelde zich onvindbaar heeft gemaakt, zodat invordering van de openstaande bedrag niet mogelijk zou zijn. In raadkamer is echter komen vast te staan dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid was ontnomen in de periode van 7 december 2018 tot 4 mei 2019, terwijl de vordering dateert van 20 februari 2019. Daaruit moet worden geconcludeerd dat de veroordeelde voor het openbaar ministerie niet ‘onvindbaar’ kan zijn geweest. De veroordeelde heeft eerder in het kader van een overeengekomen betalingsregeling betalingen verricht. In raadkamer heeft hij verklaard – nu hij is vrijgelaten – opnieuw een betalingsregeling te willen treffen om de aflossing te hervatten. Onder deze omstandigheden kan niet worden aangenomen dat de veroordeelde onwillig is tot betaling, zodat de vordering zal worden afgewezen.

Beslissing

Het hof:
Wijst afde vordering tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. P.C. Römer en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2019.
Deze beschikking is bij ontstentenis van de voorzitter ondertekend door mr. S.M.M. Bordenga.