In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1985, was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten in een pand in Amsterdam. De tenlastelegging betrof het aanwezig hebben van ongeveer 63 hennepplanten in de periode van 1 februari 2013 tot en met 11 juni 2013. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander opzettelijk deze hennepplanten aanwezig heeft gehad, wat in strijd is met artikel 3 onder C van de Opiumwet.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen. De verdachte had de hennepkwekerij in de kelder van een winkelpand geïnstalleerd, wat gevaar voor de volksgezondheid met zich meebracht, vooral omdat de kwekerij ontdekt werd tijdens een brand.
De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 50 uur, maar het hof heeft in hoger beroep een geldboete van € 500 opgelegd, die voorwaardelijk is, en 10 dagen hechtenis. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de geldboete. Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.