ECLI:NL:GHAMS:2019:2351

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
23-000986-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in ontnemingszaak met betrekking tot cocaïne en heroïne

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 5 maart 2018. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie tegen de veroordeelde, die in eerste aanleg was veroordeeld voor het (medeplegen van) opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank had de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van een bedrag van € 20.420 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 22.365. De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 april 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsvrouw. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep in zijn geheel bevestigd, waarbij het hof zich verenigde met de overwegingen van de rechtbank. De beslissing van het hof houdt in dat de veroordeelde de verplichting tot betaling aan de Staat blijft behouden. Het arrest is uitgesproken in een openbare terechtzitting en is ondertekend door de griffier, hoewel twee van de rechters buiten staat waren om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000986-18
datum uitspraak: 24 mei 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de rechtbank Noord-Holland van 5 maart 2018 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 15-871807-17 tegen
de veroordeelde
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting
zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op een bedrag van € 22.365.
De veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 5 maart 2018 veroordeeld ter zake van – kort gezegd – onder meer het (medeplegen van) opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod.
Voorts heeft de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 5 maart 2018 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 20.420 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen laatstgenoemd vonnis.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. S. Clement, mr. A.M. van Amsterdam en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid
van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 24 mei 2019.
Mr. A.M. van Amsterdam en mr. W. Foppen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]