ECLI:NL:GHAMS:2019:2349

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
23-000339-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep in ontnemingszaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie, die voortvloeit uit een eerdere veroordeling van de veroordeelde voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De politierechter had op 25 augustus 2017 de veroordeelde verplicht tot betaling van een geldbedrag van € 2.212,50 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vonnissen, maar het hof heeft geoordeeld dat de veroordeelde niet-ontvankelijk is in het hoger beroep. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat er geen schriftelijke grieven zijn ingediend en er ook geen mondelinge bezwaren zijn opgegeven. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat een verder onderzoek van de zaak rechtvaardigt. De beslissing van het hof is genomen in een meervoudige strafkamer, waarbij de rechters aanwezig waren op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000339-18
datum uitspraak: 12 april 2019
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 25 augustus 2017 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer
15-700478-15 tegen de veroordeelde
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
adres: [adres].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op een bedrag van € 2.212,50.
De veroordeelde is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 25 augustus 2017 veroordeeld ter zake van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Voorts heeft de politierechter in de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 25 augustus 2017 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.212,50 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De veroordeelde is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 april 2019 niet-ontvankelijk verklaard in het namens hem ingestelde hoger beroep in de strafzaak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 april 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot niet-ontvankelijk verklaring van de veroordeelde in het hoger beroep.

Ontvankelijkheid van de veroordeelde in het hoger beroep

Door of namens de veroordeelde is geen schriftuur houdende grieven ingediend. Evenmin zijn mondeling bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Ook overigens is niet gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak. Om die reden wordt de veroordeelde niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in de artikelen 416, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de veroordeelde niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. S. Clement, mr. A.M. van Amsterdam en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 12 april 2019.
Mr. A.M. van Amsterdam is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.