ECLI:NL:GHAMS:2019:2347

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
23-002462-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen van diefstal met braak na hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van diefstal met braak, gepleegd op 2 juni 2016 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van een tas en twee rugzakken, toebehorende aan benadeelden, waarbij de verdachte en zijn mededaders zich toegang tot de plaats van het misdrijf zouden hebben verschaft door middel van braak.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 februari 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf van 60 uur had geëist, subsidiair 30 dagen hechtenis. Het hof heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De rol van de verdachte kon hoogstens als medeplichtigheid worden gekarakteriseerd, maar aangezien dit niet ten laste was gelegd, moest de verdachte worden vrijgesproken.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters A.D.R.M. Boumans, A.M. van Amsterdam en H.A. van Eijk aanwezig waren. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, M.E. van Rijn, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002462-18
datum uitspraak: 11 maart 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-129823-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
postadres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 februari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 juni 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas en twee rugzakken (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak/verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur subsidiair 30 dagen hechtenis als de taakstraf niet (naar behoren) wordt verricht.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Op basis van het dossier en het overige ter terechtzitting verhandelde is onvoldoende komen vast te staan dat de verdachte aan het delict een intellectuele dan wel materiële bijdrage van zodanig gewicht heeft geleverd dat hem het medeplegen van het feit kan worden verweten. Hoogstens kan de rol van de verdachte worden geduid als medeplichtigheid, maar nu slechts medeplegen is tenlastegelegd, dient de verdachte te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. A.M. van Amsterdam en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 maart 2019.
Mr. A.M. van Amsterdam en mr. H.A. van Eijk zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]