ECLI:NL:GHAMS:2019:2344

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
23-002025-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling en vernieling met aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor poging tot zware mishandeling en vernieling. De tenlastelegging betrof een incident op 7 april 2017, waarbij de verdachte een asbak naar het hoofd van het slachtoffer gooide, en daarnaast een huisregelbord vernielde dat toebehoorde aan The Bulldog. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat de verdachte met zijn handeling een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard. Het hof heeft de verklaringen van de aangever en de beschikbare beelden in overweging genomen, en kwam tot de conclusie dat de verdachte inderdaad de asbak met kracht had gegooid, wat leidde tot de vernieling van het huisregelbord. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en kwam tot een andere beslissing.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor uitgaansgeweld. Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002025-18
datum uitspraak: 11 maart 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 mei 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-157370-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 februari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 7 april 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen terwijl hij, verdachte, op korte afstand van die [slachtoffer] stond, een asbak naar/richting het hoofd van die [slachtoffer] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2:
hij op of omstreeks 7 april 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk een huisregelbord, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan The Bulldog toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsmotivering

Ter terechtzitting heeft de verdediging vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit, waartoe zij heeft aangevoerd dat het gooien van een asbak geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven roept en daarnaast niet kan worden vastgesteld dat de asbak die de verdachte heeft gegooid het glazen huisregelbord heeft geraakt.
Het hof volgt de verdediging niet in voornoemde standpunten.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde overweegt het hof daartoe het volgende. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 25 mei 2018 en de aangifte d.d. 10 april 2017, in onderling verband en samenhang bezien, kan worden opgemaakt dat de verdachte – nadat hij pogingen van een vriend om hem weg te voeren van de plaats delict had afgeweerd – met kracht een asbak ter hoogte van het hoofd van aangever heeft gegooid. Aangever bukte zich voordat de asbak hem kon raken. In de aangifte d.d. 10 april 2017 verklaart aangever dat hij vervolgens hoorde en zag hoe de asbak het huisregelbord raakte. Dat heeft hem ertoe gebracht kort na het incident aangifte te doen van vernieling. Uit voorgaande leidt het hof af dat de verdachte met zijn worp met de asbak het beoogde slachtoffer heeft gemist, maar wel het glazen huisregelbord heeft geraakt dat daardoor is vernield. Het mogelijke (de verdediging voert slechts aan dat dit niet valt uit te sluiten) alternatieve scenario dat door de verdediging is geschetst, inhoudende dat gedurende de drie minuten dat de aangever de verdachte achtervolgde en derhalve niet de ingang van de Buldog bewaakte, andere onbekend gebleven gasten het huisregelbord hebben vernield, is niet nader onderbouwd en acht het hof (mede gelet op de korte tijdsspanne) ook overigens onaannemelijk.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde overweegt het hof als volgt. In de aangifte d.d. 10 april 2017 verklaart aangever dat de verdachte op een afstand van ongeveer drie meter een asbak met een geschatte doorsnee van 25 cm met kracht in zijn (aangevers) richting heeft gegooid. Aangever verklaart tevens dat hij denkt dat hij de asbak tegen het hoofd had gekregen als hij niet naar voren was gebogen. Dit vermoeden van de aangever wordt bevestigd door de waarneming van de beschikbare beelden door de politierechter ter zitting in eerste aanleg van 25 mei 2018, zoals neergelegd in het proces-verbaal van die zitting. De lezing van de aangever dat de verdachte met kracht heeft gegooid, wordt ondersteund door de omstandigheid dat de verdachte met zijn worp het huisregelbord heeft vernield. Uit voorgaande kan worden afgeleid dat de verdachte op korte afstand en met zodanige kracht een asbak (wat er verder zij van het materiaal waar de asbak van is gemaakt) in de richting van het hoofd van de aangever heeft gegooid, dat het schade heeft veroorzaakt aan genoemd huisregelbord. Aangezien het hoofd (en de daarin gelegen vitale organen) naar algemene ervaringsregels, zodanig kwetsbaar is dat letsel daaraan al snel ernstig is, is het hof van oordeel dat de verdachte met het gooien de aanmerkelijke kans dat hij met die handeling de aangever zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen, bewust heeft aanvaard.

Bewezenverklaring

Op basis van voorgaande overwegingen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 7 april 2017 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, terwijl hij, verdachte, op korte afstand van die [slachtoffer] stond, een asbak richting het hoofd van die [slachtoffer] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2:
hij op 7 april 2017 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een huisregelbord, dat aan The Bulldog toebehoorde, heeft vernield.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en aan vernieling. Dat de aangever daarbij geen (zwaar) letsel heeft bekomen, is louter te danken aan de snelle en adequate reactie van de aangever. In het nadeel van de verdachte weegt het hof tevens mee dat hij alle pogingen van een vriend om hem (verdachte) weg te voeren van de pleegplaats heeft afgeweerd en genegeerd. Bovendien is de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 februari 2019 eerder ter zake van het plegen van uitgaansgeweld onherroepelijk veroordeeld. Dit maakt dat het hof het opportuun acht om de verdachte naast een onvoorwaardelijke taakstraf als stok achter de deur een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. A.M. van Amsterdam en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 maart 2019.
Mr. A.M. van Amsterdam en mr. H.A. van Eijk zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]