ECLI:NL:GHAMS:2019:2342
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake taxironselen op luchthaven Schiphol
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1979, was aangeklaagd voor het aanbieden van taxidiensten op de luchthaven Schiphol, terwijl hij niet de bestuurder was van het voertuig waarmee de taxidienst zou worden uitgevoerd. De tenlastelegging betrof een incident op 15 november 2016, waarbij de verdachte werd waargenomen door een verbalisant in een gebied waar taxidiensten alleen door de bestuurder van het voertuig mochten worden aangeboden.
Tijdens de zittingen in hoger beroep, die plaatsvonden op verschillende data in 2018 en 2019, heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsvrouw gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn gedragingen, niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het ten laste gelegde feit had begaan. Dit was voornamelijk te wijten aan het feit dat het proces-verbaal van de verbalisant niet in de wettelijke vorm was opgemaakt, waardoor het minder bewijskracht had.
Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele waarborgen in strafzaken en de noodzaak van voldoende bewijs voor een veroordeling.