ECLI:NL:GHAMS:2019:2337
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake taxidiensten op luchthaven Schiphol
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1979, was aangeklaagd voor het aanbieden van taxidiensten op luchthaven Schiphol op 9 augustus 2016, terwijl hij niet de bestuurder was van het voertuig. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd op verschillende data, waaronder 17 april 2018 en 10 juli 2018. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een geldboete van € 1.500, subsidiair 25 dagen hechtenis, waarvan € 1.000 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het hof heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening Haarlemmermeer. Het hof concludeert dat uit het proces-verbaal van staandehouding niet kan worden afgeleid dat de verdachte daadwerkelijk een taxidienst heeft aangeboden. De verdachte hielp enkel passagiers met het inladen van bagage in een taxi, en het was onduidelijk of hij zelf de taxidienst aanbood of dat dit door een andere taxironselaar gebeurde. Daarom heeft het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.
De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is openbaar uitgesproken op de zitting van 18 februari 2019, waarbij de griffier aanwezig was. De rechters Nuis en den Otter waren buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.