ECLI:NL:GHAMS:2019:2336

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
23-001488-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake taxidiensten op Schiphol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem, dat op 20 april 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1979, was aangeklaagd voor het aanbieden van taxidiensten zonder vergunning op de luchthaven Schiphol, specifiek in een openbaar toegankelijk gebouw, Schiphol-Plaza, op 18 augustus 2016. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd op verschillende data, waaronder 17 april 2018 en 10 juli 2018, en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging.

De advocaat-generaal vorderde een geldboete van € 1.500, met een voorwaardelijke straf van € 1.000 en een proeftijd van 2 jaar. Echter, het hof oordeelde dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen was. Het hof baseerde deze beslissing op het proces-verbaal van staandehouding en getuigenverklaringen, maar concludeerde dat de gedragingen van de verdachte onvoldoende bewijs boden voor de beschuldiging. Het hof heeft daarom het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken en de rechten van de verdediging, waarbij het hof de mogelijkheid om getuigen te ondervragen als cruciaal beschouwt voor een eerlijke rechtsgang. De beslissing van het hof is genomen door een meervoudige strafkamer, waarbij de rechters J.D.L. Nuis, A.P.M. van Rijn en R.P. den Otter betrokken waren, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 18 februari 2019.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001488-17
datum uitspraak: 18 februari 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem van 20 april 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-228082-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 april 2018, 10 juli 2018, 9 oktober 2018, 2 november 2018 en 4 februari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 augustus 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, op de luchthaven Schiphol, taxidiensten heeft aangeboden in een gebied, te weten een openbaar toegankelijk gebouw (Schiphol-Plaza), waar het verboden is om taxidiensten met een vergunning zoals bedoeld in de Wet personenvervoer 2000 aan te bieden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de kantonrechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 1.500 subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan € 1.000 subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt. Het dossier bevat een proces-verbaal van staandehouding d.d. 18 augustus 2016 waarin, voor zover relevant, het volgende wordt gerelateerd:
‘Wij zijn naar de MEXX toegelopen en zagen de voor ons bekende taxironselaar staan. Ik (verbalisant 1) zag dat de bekende taxironselaar naar een tweetal mensen liep. Ik zag dat hij de mensen aansprak. Wij zijn tezamen naar de twee mensen toegelopen die hij had aangesproken. We hebben gevraagd of de man die hun eerder aansprak een taxidienst had aangeboden, waarop het tweetal bevestigend antwoordde.’
Voorts bevat het dossier een getuigenverklaring van [getuige] waarin deze bevestigd dat hem een taxidienst is aangeboden door de verdachte. Op de regiezitting van 2 november 2018, heeft het hof het verzoek tot het horen van voornoemde getuige afgewezen, nu van deze getuige (onder meer) geen nadere adresgegevens bekend zijn. Het hof heeft daarbij beslist dat de getuigenverklaring niet voor het bewijs zal worden gebezigd. Het hof sluit uit van het bewijs zowel de afzonderlijk geverbaliseerde getuigenverklaring als het gedeelte van het proces-verbaal staandehouding waarin de inhoud van die getuigenverklaring wordt weergegeven omdat de verdediging niet in staat is de getuige te ondervragen. Ook wordt door deze gang van zaken aan het hof zelf de mogelijkheid onthouden tot controle en toetsing van hetgeen (summier) is gerelateerd. Bij die stand van zaken dient de verdachte te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Immers zijn de gedragingen die door de verbalisanten zijn waargenomen en beschreven op zichzelf onvoldoende om te kunnen concluderen dat de verdachte daadwerkelijk taxidiensten aanbood.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. A.P.M. van Rijn en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 februari 2019.
mr. J.D.L. Nuis en mr. R.P. den Otter zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]