ECLI:NL:GHAMS:2019:2333

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
23-002665-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake taxidiensten aangeboden in verbodsgebied Schiphol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1985, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 23 juli 2018, waarin hij was veroordeeld voor het aanbieden van taxidiensten op een verboden locatie te Schiphol. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis.

Tijdens de zitting op 4 februari 2019 heeft de verdachte aangevoerd dat hij passagiers slechts adviseerde om naar de parkeergarage P6 te gaan en niet verplicht was hen naar de officiële taxistandplaats te sturen. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte daadwerkelijk taxidiensten heeft aangeboden op het Jan Dellaertplein, een door de burgemeester aangewezen verbodsgebied. Dit blijkt uit verklaringen van getuigen en het proces-verbaal van de verbalisanten.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aanbieden van taxidiensten in strijd met artikel 2:1G lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Haarlemmermeer 2017. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 1.500, waarvan € 750 voorwaardelijk, en kan de boete in termijnen voldoen. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de financiële situatie van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002665-18
datum uitspraak: 18 februari 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem van 23 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-243904-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 februari 2019.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 februari 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, taxidiensten heeft aangeboden op het Jan Dellaertplein zijnde een aangewezen locatie of gebied, gelegen in een openbare, in de openlucht gelegen plaats en/of een openbaar toegankelijk gebouw, waar het verboden is om taxidiensten aan te bieden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting van 4 februari 2019 heeft de verdachte vrijspraak van het aan hem tenlastegelegde bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat hij de passagiers op Schiphol slechts heeft geadviseerd door naar de parkeergarage P6 te wijzen. Hij stelt bij zijn advisering niet verplicht te zijn passagiers te sturen naar de officiële taxistandplaats.
Het hof overweegt als volgt. Uit het proces-verbaal d.d. 24 februari 2017 blijkt dat de verdachte – bij de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bekend als taxiaanbieder – op het Jan Delleartplein te Schiphol contact had met twee mannen, waarop de verdachte in de richting van de parkeergarage P6 wees. Vervolgens liepen de mannen met de verdachte in de richting van het Sheraton hotel. Eén van voornoemde mannen, te weten [naam], heeft een verklaring afgelegd waarin hij bevestigd dat de verdachte hem een taxidienst aanbood. Op basis van het bij het proces-verbaal gevoegde kaartje waarop de plek van de constatering door de verbalisanten is gemarkeerd, kan bovendien worden vastgesteld dat de verdachte die taxidienst heeft aangeboden in het door de burgemeester aangewezen verbodsgebied.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 februari 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, taxidiensten heeft aangeboden op het Jan Dellaertplein zijnde een aangewezen locatie of gebied, gelegen in een openbare, in de openlucht gelegen plaats, waar het verboden is om taxidiensten aan te bieden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van het bij artikel 2:1G lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Haarlemmermeer 2017 bepaalde.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 350 subsidiair 7 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 1.500, subsidiair 25 dagen hechtenis indien deze geldboete niet wordt voldaan, waarvan € 750 subsidiair 15 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanbieden van taxidiensten in een door de burgemeester aangewezen verbodsgebied. Door zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de ernstige ordeverstoringen die door aanbieders van taxidiensten op en rondom Schiphol, door het op intimiderende en/of agressieve wijze aanbieden van deze diensten aan passanten, worden veroorzaakt. Daarnaast worden de taxichauffeurs die artikel 2:1G van de Algemene Plaatselijke Verordening Haarlemmermeer 2017 wel in acht nemen door het gedrag van de verdachte financieel benadeeld.
Alles afwegende acht het hof een geldboete van € 1.500 waarvan € 750 voorwaardelijk passend en geboden. Wel ziet het hof in de financiële situatie van de verdachte – zoals die door hem ter terechtzitting van 4 februari 2019 is voorgesteld – aanleiding toe te staan dat de boete in termijnen wordt voldaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2:1G en 6:1 van Algemene Plaatselijke Verordening Haarlemmermeer 2017 en de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking onder CJIB-nummer 1132542003124436.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in 3 (drie) termijnen van 1 maand, elke termijn groot € 250,00 (tweehonderdvijftig euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. A.P.M. van Rijn en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 februari 2019.
mr. J.D.L. Nuis en mr. R.P. den Otter zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]