ECLI:NL:GHAMS:2019:2330

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
23-000700-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het aanbieden van taxidiensten zonder vergunning op luchthaven Schiphol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1973, was aangeklaagd voor het aanbieden van taxidiensten op de luchthaven Schiphol zonder de vereiste vergunning, zoals voorgeschreven door de Wet personenvervoer 2000. De tenlastelegging betrof een incident op 7 juli 2016, waarbij de verdachte taxidiensten aanbood in een openbaar toegankelijk gebouw, de Terminal, waar dit verboden was. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit enkel een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis.

Tijdens de zittingen in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat de verdachte in strijd met de regelgeving handelde door taxidiensten aan te bieden in een verbodsgebied. Het hof achtte de verdachte wettig en overtuigend schuldig aan de tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof legde een geldboete op van € 1.500, met een voorwaardelijk deel van € 750, en bepaalde dat de boete in termijnen mocht worden voldaan. Het hof overwoog dat de verdachte bijdroeg aan ernstige ordeverstoringen op Schiphol en dat zijn handelen ook de legale taxichauffeurs benadeelde.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 5:14E en 6:1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Haarlemmermeer 2016 en diverse artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de geldboete vastgesteld op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, en heeft de verdachte de mogelijkheid geboden om de boete in termijnen te betalen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000700-18
datum uitspraak: 18 februari 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem van 16 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-227789-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 juli 2018, 9 oktober 2018, 2 november 2018 en 4 februari 2019.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 juli 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, op de luchthaven Schiphol, taxidiensten heeft aangeboden in een gebied, te weten een openbaar toegankelijk gebouw (de Terminal), waar het verboden is om taxidiensten met een vergunning zoals bedoeld in de Wet personenvervoer 2000 aan te bieden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting van 4 februari 2019 heeft de verdediging vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Het hof overweegt als volgt.
In het proces-verbaal van staandehouding d.d. 7 juli 2016 wordt gerelateerd als waarneming van de verbalisant [verbalisant] dat de verdachte op Schiphol bij de Mexx bij de opgang van P1 stond, naar een groepje jongens toeliep en hen vervolgens aansprak met de woorden: “Taxi guys?”. Op basis van voornoemd proces-verbaal en de bijlage met het kaartje waarop is aangegeven waar de constatering is gedaan, is het hof van oordeel dat de verdachte in strijd met de regelgeving een taxidienst heeft aangeboden in het gebied waarin – blijkens het Aanwijzingsbesluit [1] – daarop een verbod geldt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 juli 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, op de luchthaven Schiphol, taxidiensten heeft aangeboden in een gebied, te weten een openbaar toegankelijk gebouw (de Terminal), waar het verboden is om taxidiensten met een vergunning zoals bedoeld in de Wet personenvervoer 2000 aan te bieden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van het bij artikel 5:14E lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Haarlemmermeer 2016 bepaalde.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 400 subsidiair 8 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 1.500 subsidiair 25 dagen hechtenis, waarvan € 750 subsidiair 15 dagen hechtenis.
Ter terechtzitting van 4 februari 2019 heeft de verdediging ten aanzien van de strafmaat gesteld dat de discrepantie tussen de hoogte van de in eerste aanleg opgelegde geldboete en de hoogte van de door de advocaat-generaal gevorderde geldboete zo groot is dat daarvoor geen rechtvaardiging bestaat. Bovendien heeft de verdediging gesteld dat de verdachte niet bij machte is een geldboete van deze omvang te betalen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanbieden van taxidiensten in een door de burgemeester aangewezen verbodsgebied. Door zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de ernstige ordeverstoringen die door aanbieders van taxidiensten op en rondom Schiphol, door het op intimiderende en/of agressieve wijze aanbieden van deze diensten aan passanten, worden veroorzaakt. Daarnaast worden de taxichauffeurs die artikel 5:14E van de Algemene Plaatselijke Verordening Haarlemmermeer 2016 wel in acht nemen door het gedrag van de verdachte financieel benadeeld. Eén en ander rechtvaardigt naar het oordeel van het hof oplegging van een hogere geldboete dan in eerste aanleg is opgelegd. Ten aanzien van het door de verdediging gedane beroep op het ontbreken van draagkracht aan de kant van de verdachte, overweegt het hof dat die stelling onvoldoende is onderbouwd. Wel ziet het hof in de financiële positie van de verdachte aanleiding toe te staan dat de boete in termijnen wordt voldaan. Alles afwegende acht het hof een geldboete van € 1.500 waarvan € 750 voorwaardelijk passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 5:14E en 6:1 van Algemene Plaatselijke Verordening Haarlemmermeer 2016 en de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in 3 (drie) termijnen van 1 maand, elke termijn groot € 250,00 (tweehonderdvijftig euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. A.P.M. van Rijn en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 februari 2019.
mr. J.D.L. Nuis en mr. R.P. den Otter zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]

Voetnoten

1.Nota van de Burgemeester: Aanwijzing verbodsgebied aanbieden taxidiensten Schiphol op basis van artikel 5:14E Algemene Plaatselijke Verordening Haarlemmermeer 2016 en het Besluit aanwijzing verbodsgebied aanbieden taxidiensten Schiphol en de kaart van het gebied.