Uitspraak
1.[L] ,
[B],
[C],
mr. D.R.D. van Lenningh, kantoorhoudende te Rotterdam,
mr. A.N. Kampherbeeken
mr. R. Berger, beiden kantoorhoudende te Rotterdam,
1.[G] ,
[H],
[I],
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
“Indien de vennootschap te enigertijd geen fungerende raad van commissarissen (meer) zal hebben, zullen de in deze statuten neergelegde taken en bevoegdheden van de raad van commissarissen worden uitgevoerd casu quo uitgeoefend door de algemene vergadering van aandeelhouders.”
Het bestuur van de stichting bestaat uit twee personen (…)
, conform de statuten van de [D] .”
het vaststellen van de marktwaarde ten behoeve van een overdracht van B.V. aan privé” en dat de (toekomstige) eigenaren van het getaxeerde [J] en [K] zijn. Verder staat in het rapport dat er per gelijke datum in opdracht van Rabobank een taxatierapport is uitgebracht voor een financiering.
Zoals gezegd is het pand verkocht tegen een waarde van € 2.950.000,--. Dit terwijl in 2007 het pand nog werd getaxeerd op een bedrag van € 4.895.000,- (onder gestanddoening van de lopende huurovereenkomst). Het is cliënten onduidelijk waarom de waarde van het pand bij verkoop dusdanig substantieel lager is (vastgesteld). Zeker gelet op het feit, dat reeds in 2014 duidelijk was dat GustoMSC het pand als nieuwe huurder zal betreden en gelet op de door haar gedane investering waarschijnlijk ook voor langere termijn. Cliënten hebben (uit onbevestigde bronnen) vernomen dat de huuropbrengst circa € 700.000,--à € 800.000,-- per jaar zou bedragen. In dit licht lijkt de verkoopprijs van het pand substantieel te laag te zijn geweest. Onduidelijk is daarbij voorts waarom kopers de koopprijs als zodanig schuldig zijn gebleven aan de vennootschap. (…) Tenslotte zijn cliënten van mening, dat de verhuur van het pand aan GustoMSC als corporate opportunity dient te worden aangemerkt. (…) Het onttrekken van een dergelijke corporate opportunity aan de vennootschap is als onrechtmatig te kwalificeren. Afsluitend vragen cliënten zich af in hoeverre is voldaan aan het bepaalde in artikel 13 lid 5 sub b van de statuten van [F] en in hoeverre rekening is gehouden met de tegenstrijdig belangbepalingen die zowel gelden binnen [F] als [E] ”.
3.De gronden van de beslissing
at arm's lengthis geschied is niet aannemelijk geworden. De Ondernemingskamer wijst op de door de Groep in het geding gebrachte taxatierapporten van 20 oktober 2014 (r.o. 2.14 en r.o 2.15) en de verklaring van Wijnker (19 september 2018) (r.o 2.21) waaruit blijkt dat het bedrijfspand werd getaxeerd op € 2.950.000 en dat bij de taxaties onder meer rekening is gehouden met de verhuur aan Gusto MSC. Er zijn geen aanwijzingen dat die taxaties ondeugdelijk zijn. Dat de exploitatie van het bedrijfspand een
corporate opportunityvan [F] was, is niet aannemelijk geworden gelet op het onderbouwde verweer van de Groep dat er forse investeringen nodig waren om het bedrijfspand geschikt te maken voor nieuwe huurders. Dat de Groep financieel in staat was om de benodigde investeringen te financieren is onvoldoende aannemelijk geworden.