ECLI:NL:GHAMS:2019:2311
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J.L. Bruinsma
- M.J.A. Plaisier
- H.F. van Kregten
- Rechtspraak.nl
Voorlopige hechtenis en niet-ontvankelijkheid in hoger beroep van getuige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een getuige die in gijzeling was genomen. De getuige, geboren in 1981 en thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam van 14 juni 2019. Deze beslissing betrof de verlenging van de gijzeling van de getuige en de impliciete afwijzing van haar verzoek tot ontslag uit de gijzeling. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank en de stukken met betrekking tot de gijzeling, en heeft zowel de advocaat-generaal als de getuige, bijgestaan door haar raadsvrouw, gehoord.
Het hof constateert dat de getuige geen belang meer heeft bij de beslissing op het hoger beroep, omdat er inmiddels een nieuwe beslissing van de rechtbank Amsterdam is genomen waarin haar gijzeling is verlengd en het verzoek tot ontslag opnieuw is afgewezen. Tegen deze nieuwe beslissing heeft de getuige opnieuw hoger beroep ingesteld. Hierdoor is het hof van oordeel dat de getuige niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep met rekestnummer RK 19/3565, aangezien zij geen belang meer heeft bij de beoordeling van de eerdere beslissing.
De uiteindelijke beslissing van het hof is dat de getuige niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar hoger beroep. Deze beschikking is gegeven in raadkamer en is ondertekend door de voorzitter en de raadsheren van het hof, met de griffier aanwezig. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.