ECLI:NL:GHAMS:2019:2311

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
RK 000790-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige hechtenis en niet-ontvankelijkheid in hoger beroep van getuige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een getuige die in gijzeling was genomen. De getuige, geboren in 1981 en thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam van 14 juni 2019. Deze beslissing betrof de verlenging van de gijzeling van de getuige en de impliciete afwijzing van haar verzoek tot ontslag uit de gijzeling. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank en de stukken met betrekking tot de gijzeling, en heeft zowel de advocaat-generaal als de getuige, bijgestaan door haar raadsvrouw, gehoord.

Het hof constateert dat de getuige geen belang meer heeft bij de beslissing op het hoger beroep, omdat er inmiddels een nieuwe beslissing van de rechtbank Amsterdam is genomen waarin haar gijzeling is verlengd en het verzoek tot ontslag opnieuw is afgewezen. Tegen deze nieuwe beslissing heeft de getuige opnieuw hoger beroep ingesteld. Hierdoor is het hof van oordeel dat de getuige niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep met rekestnummer RK 19/3565, aangezien zij geen belang meer heeft bij de beoordeling van de eerdere beslissing.

De uiteindelijke beslissing van het hof is dat de getuige niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar hoger beroep. Deze beschikking is gegeven in raadkamer en is ondertekend door de voorzitter en de raadsheren van het hof, met de griffier aanwezig. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

Rekestnummer RK 19/3565
in hoger beroep RK 000790-19
(in de zaken met parketnummers 13-650241-17 en 13-650242-17)
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep van
[getuige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
thans verblijvende in het huis van bewaring Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Nieuwersluis te Nieuwersluis,
tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 14 juni 2019, houdende bevel tot verlenging van de geldigheidsduur van de gijzeling van de getuige en de afwijzing (impliciet) van het verzoek tot ontslag uit de gijzeling van de getuige.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 17 juni 2019, waarbij namens de getuige hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beslissing van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de gijzeling van de getuige en heeft gehoord de advocaat-generaal en de getuige, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. M.S. Kat.

De beoordeling

Het hof constateert dat de getuige geen belang meer heeft bij een beslissing op het onderhavige hoger beroep aangezien er inmiddels een nieuwe beslissing van de rechtbank Amsterdam is waarin haar gijzeling wordt verlengd en het verzoek tot ontslag daaruit (impliciet) is afgewezen. Tegen deze nieuwe beslissing heeft de getuige andermaal hoger beroep ingesteld, zodat zij geen belang meer heeft bij een beslissing op het onderhavige hoger beroep. Zij kan daarom daarin niet (meer) worden ontvangen.

De beslissing

Het hof:
verklaart de getuige niet-ontvankelijk in haar hoger beroep met rekestnummer RK 19/3565 (eerste aanleg) / RK 000790-19 (in hoger beroep).
Deze beschikking is gegeven op 3 juli 2019 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. M.J.A. Plaisier en H.F. van Kregten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D. de Jong als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 3 juli 2019,
de advocaat-generaal