In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep in kort geding tussen CVmaker B.V. en Resumedia B.V. CVmaker B.V. en twee appellanten, die als programmeurs voor Resumedia B.V. hebben gewerkt, zijn in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam. Dit vonnis, gewezen op 19 oktober 2018 en hersteld op 2 november 2018, kende vorderingen van Resumedia B.V. toe die gebaseerd waren op wanprestatie en onrechtmatige daad, terwijl de vorderingen op basis van handelsnaaminbreuk werden afgewezen. De zaak draait om de vraag of CVmaker B.V. inbreuk maakt op de handelsnaam van Resumedia B.V. en of er sprake is van een schending van een geheimhoudings- en non-concurrentiebeding.
De appellanten hebben in hun memorie van antwoord en andere processtukken hun grieven uiteengezet en een incidentele vordering tot schorsing van de executie van het vonnis ingediend. Het hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 januari 2019, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het hof oordeelt dat er onvoldoende grond is voor schorsing van de executie van het vonnis, omdat de vorderingen van CVmaker B.V. niet op een juridische misslag berusten en er geen sprake is van misbruik van recht. De beslissing van het hof houdt in dat de incidentele vordering van CVmaker B.V. wordt afgewezen en dat de proceskostenveroordeling in het incident wordt aangehouden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak. De zaak wordt verwezen naar de rol van 12 maart 2019 voor arrest in de hoofdzaak.