ECLI:NL:GHAMS:2019:2302

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
200.261.544/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op uitzending van televisieprogramma wegens journalistieke tekortkomingen en bescherming van goede naam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding. De appellanten, een onderneming in dressuur en verkoop van dressuurpaarden, hebben een verbod gevraagd op de uitzending van een televisieprogramma dat hen beschuldigt van gewelddadig gedrag tijdens een conflict met de geïntimeerden, waaronder een groothandel in paarden en twee televisieproducenten. De voorzieningenrechter had eerder de vorderingen van de appellanten afgewezen, maar het hof heeft geoordeeld dat de uitzending hen onherstelbare schade kan toebrengen. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkenheid van de geïntimeerden bij de totstandkoming van de uitzending niet voldoende is onderzocht en dat de beschuldigingen in het programma eenzijdig zijn gepresenteerd. Het hof heeft de vorderingen van de appellanten gedeeltelijk toegewezen en de uitzending verboden, met een dwangsom voor eventuele overtredingen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige journalistieke praktijk en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en goede naam van betrokkenen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.261.544/01 SKG
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/668027/KG ZA 19-667
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 juni 2019
in uitgewerkte vorm
inzake

1.[appellante sub 1] ,

2. [appellant sub 2] ,
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
appellanten,
advocaat: mr. O.M.B.J. Volgenant te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde sub 1] ,

2. [geïntimeerde sub 2] ,

beiden wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. S.A. Wensing te Coevorden,

3. VINCENT TV PRODUCTIES,

4. TALPA TV B.V.,

beide gevestigd te Amsterdam,
advocaat: mr. J.A.K. van den Berg,
geïntimeerden.

1.Het geding in hoger beroep

Appellanten worden hierna gezamenlijk [appellanten] genoemd en afzonderlijk [appellante sub 1] en [appellant sub 2] . Geïntimeerden worden hierna ook genoemd [geïntimeerde sub 1] , [geïntimeerde sub 2] , Vincent TV Producties en Talpa TV.
Vincent TV Producties en Talpa TV zullen hierna ook gezamenlijk Talpa TV c.s. worden genoemd.
[appellanten] zijn onder aanvoering van elf grieven in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 26 juni 2019, onder bovenvermeld zaaknummer in kort geding gewezen tussen [appellanten] als eisers en geïntimeerden als gedaagden. Geïntimeerden zijn vrijwillig verschenen.
Partijen hebben ter zitting van heden de volgende stukken ingediend:
- een conclusie van eis in hoger beroep, alsmede pleitaantekeningen, met producties;
- twee memories van antwoord, tevens pleitaantekeningen, met producties.
Ter zitting heeft de advocaat van Talpa TV c.s. het televisieprogramma dat onderwerp is van deze zaak vertoond.
Partijen hebben de zaak ter zitting van heden doen bepleiten, [appellanten] door mr. Volgenant voornoemd, [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] door mr. Wensing voornoemd, Vincent TV Producties en Talpa TV door mr. Van den Berg voornoemd, ieder aan de hand van voormelde pleitaantekeningen. Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellanten] hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog hun vorderingen, zoals gewijzigd in hoger beroep, zal toewijzen met beslissing over de proceskosten.
Geïntimeerden hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing over de proceskosten.

2.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis de feiten opgesomd die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof tot uitgangspunt. Aangevuld met enkele andere feiten die uit onbestreden of erkende stellingen over en weer en uit het onderzoek ter zitting zijn gebleken komen de feiten neer op het volgende.
( i) [appellanten] hebben een onderneming in dressuur en verkoop van dressuurpaarden.
(ii) [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] exploiteren een groothandel in paarden en bieden stalling en dressuur aan. [geïntimeerde sub 1] is tevens bekend onder de naam van haar ex-echtgenoot, [X] .
(iii) Vincent TV Producties is producent van televisieprogramma’s, waaronder het programma
Betrapt, dat door SBS6 wordt uitgezonden.
(iv) Talpa TV exploiteert de landelijke televisiezender SBS6 en zendt op de zondagavond het programma
Betraptuit.
( v) [appellante sub 1] en [geïntimeerde sub 1] zijn in 2017 gaan samenwerken in het beleren, onderhouden en verkopen van dressuurpaarden. Zij hadden vijf paarden in gezamenlijk eigendom. Deze waren bij [geïntimeerde sub 1] gestald. Daarnaast had [appellante sub 1] nog één paard bij [geïntimeerde sub 1] in de stallen dat van haar was.
(vi) De ochtend van 16 oktober 2018 kregen [appellante sub 1] en [geïntimeerde sub 1] een enorme ruzie, waarmee een einde kwam aan de samenwerking. Daarop is [appellante sub 1] vertrokken.
(vii) Die middag hebben [appellant sub 2] en [geïntimeerde sub 1] via WhatsApp afgesproken om de tafel te gaan zitten om het eens te worden over een verdeling van de vijf gezamenlijke paarden. Zij hebben daarvoor een afspraak gemaakt voor de eerstvolgende zondag.
(viii) Nadat zij hun voornemen daartoe tevoren bij de politie hadden gemeld, zijn [appellanten] later op de middag van 16 oktober 2018 samen met de broer van [appellant sub 2] , de broer van [appellante sub 1] , haar moeder en een vriendin in een personenauto en een busje naar het terrein van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] gegaan, waar die ook wonen met hun dochter van tien. Zij zijn begonnen spullen in de bus te laden. Toen [geïntimeerde sub 2] naar buiten kwam en ze niet wilden vertrekken ontstond een vechtpartij, over de toedracht waarvan partijen van mening verschillen. De politie is na een melding van de zijde van [appellanten] ter plaatse gekomen en heeft de zaak gesust. Uiteindelijk hebben [appellant sub 2] en [geïntimeerde sub 1] met telefonische hulp van de advocaat van [geïntimeerde sub 1] die dag nog een schriftelijke overeenkomst getekend om hun zakelijke conflict te beëindigen. Daarbij zijn de paarden verdeeld en heeft [appellant sub 2] aan [geïntimeerde sub 1] een bedrag betaald wegens overbedeling.
(ix) Op 14 november 2018 heeft [geïntimeerde sub 1] aangifte gedaan tegen [appellante sub 1] en [appellant sub 2] van mishandeling.
( x) Op 16 december 2018 heeft de moeder van [appellante sub 1] bij de Politie Rotterdam aangifte gedaan tegen [geïntimeerde sub 2] van poging tot doodslag.
(xi) Op 9 januari 2019 heeft mr. Wensing namens [geïntimeerde sub 2] bij de politie Rotterdam aangifte gedaan tegen [appellanten] van poging tot doodslag, zware mishandeling, dan wel openlijke geweldpleging.
(xii) Op 18 januari 2019 heeft [appellante sub 1] aangifte gedaan bij de politie Rotterdam tegen [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] van openlijke geweldpleging en laster.
(xiii) Vincent TV Producties en Talpa TV zijn van plan in een, aan het hof vertoonde, item van de aanstaande uitzending van het programma
Betrapt!op 30 juni 2019 aandacht te besteden aan het conflict van [appellanten] met [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] (verder ook: de “voorgenomen uitzending” of kortweg “de uitzending”). Daarbij zullen beelden worden getoond afkomstig van de beveiligingscamera’s die op het terrein van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] staan. De uitzending bevat ook beelden van een door de redactie van het programma
Betrapt!georganiseerde confrontatie met [appellante sub 1] .

3.Beoordeling

3.1.
[appellanten] vorderen in hoger beroep de navolgende voorzieningen:
I. geïntimeerden sub 1 en 2 te verbieden beeld- en/of geluidsmateriaal te (doen) verspreiden en/of openbaar te (doen) maken van de vechtpartij op 16 oktober 2018 als genoemd in het lichaam van de dagvaarding in eerste aanleg;
II. geïntimeerden sub 1 en sub 2 te verbieden om [appellanten] publiekelijk te
beschuldigen van eenzijdige mishandeling;
III. geïntimeerden sub 1 en sub 2 te verbieden om [appellanten] publiekelijk te
beschuldigen van diefstal;
IV. geïntimeerden sub 1 en 2 te verbieden medewerking te verlenen aan de verdere totstandkoming van het programma Betrapt! en hen te gebieden hun toestemming voor het gebruik door het programma Betrapt! van het beeldmateriaal dat van hen is opgenomen in te trekken;
V. geïntimeerden sub 3 en 4 te verbieden beeld- en/of geluidsmateriaal te (doen) verspreiden en/of openbaar te (doen) maken van de vechtpartij op 16 oktober 2018 als genoemd in het lichaam van de dagvaarding in eerste aanleg;
VI. geïntimeerden sub 3 en 4 te verbieden beeld- en/of geluidsmateriaal waarin [appellante sub 1] en [appellant sub 2] zichtbaar en/of hoorbaar zijn en/of waarin aan hen wordt gerefereerd te (doen) verspreiden en/of openbaar te (doen) maken;
VII. geïntimeerden sub 3 en 4 te verbieden om [appellanten] zelf te beschuldigen van eenzijdige mishandeling en/of ruimte te bieden aan geïntimeerden sub 1 en 2 om de beschuldiging van eenzijdige mishandeling te uiten;
VIII. geïntimeerden sub 3 en sub 4 te verbieden om [appellanten] te beschuldigen van diefstal en/of ruimte te bieden aan geïntimeerden sub 1 en 2 om de beschuldiging van diefstal te uiten; althans door het hof in goede justitie vast te stellen verboden en/of geboden op te leggen aan geïntimeerden sub 1, 2, 3 en 4 die recht doen aan het belang van [appellante sub 1] en [appellant sub 2] om niet beschuldigd te worden van eenzijdige mishandeling en/of diefstal;
IX. alle geïntimeerden te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 50.000 per dag of gedeelte van een dag dat een geïntimeerde niet voldoet aan het jegens hem of haar toegewezen onderdeel I tot en met VIII van het petitum, althans een door het
hof in goede justitie vast te stellen dwangsom.
3.2.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [appellanten] zoals die in eerste aanleg luiden afgewezen.
Wat [geïntimeerde sub 2] betreft overwoog hij daartoe, kort samengevat, dat er geen aanwijzingen zijn dat deze een actieve rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van het programma dat inzet is van het onderhavige geding. Ten aanzien van [geïntimeerde sub 1] overwoog hij onder meer dat [geïntimeerde sub 1] ter zitting heeft verklaard de beelden niet op andere wijze openbaar te zullen maken en dat er geen concrete aanwijzing is dat zij iets anders in de zin heeft.
Wat Talpa TV c.s. betreft bracht een afweging van de betrokken belangen hem tot het oordeel dat het belang van deze laatsten in deze zaak voor moet gaan en derhalve voor een verbod tot uitzending geen grond bestaat.
[appellanten] komen in hoger beroep met elf grieven tegen de aldus gemotiveerde beslissing op. Daaromtrent wordt het volgende overwogen.
De vordering jegens [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 1]
3.3.
Dat de betrokkenheid van [geïntimeerde sub 2] bij de totstandkoming van de voorgenomen uitzending meeromvattend is geweest dan de rol die de voorzieningenrechter tot uitgangspunt heeft genomen is ook in hoger beroep niet gebleken. In het licht hiervan ziet ook het hof onvoldoende aanleiding tot het treffen van een voorziening jegens hem in het kader van dit geding.
Wat [geïntimeerde sub 1] betreft geldt dat ook in hoger beroep niet is gebleken van een zodanige op handen zijnde dreiging van onrechtmatig handelen dat dit het treffen van een voorziening in kort geding rechtvaardigt. De vraag of haar inmiddels verleende medewerking aan de voorgenomen uitzending jegens [appellanten] onrechtmatig was kan in dit geding dan ook in het midden blijven.
Dit brengt mee dat het hof wat de tegen [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 1] gerichte vorderingen betreft, ook voor zover in hoger beroep geherformuleerd, niet tot een andere uitkomst komt dan waartoe de voorzieningenrechter is gekomen en dat de grieven van [appellanten] in zoverre falen.
De vordering jegens Talpa TV c.s.
3.4.
Het hof sluit zich aan bij en verwijst naar hetgeen de voorzieningenrechter in rov. 4.2 tot en met 4.4 van het vonnis heeft uiteengezet betreffende, kort gezegd, de maatstaf waaraan een verbod als door [appellanten] gevorderd moet worden getoetst. Zo overweegt de voorzieningenrechter terecht dat een dergelijk verbod alleen in uitzonderlijke omstandigheden kan worden gegeven. Wat betreft de voorgenomen uitzending kan een dergelijk verbod alleen dan gewettigd zijn als deze jegens [appellanten] onrechtmatig moet worden geoordeeld en deze voor [appellanten] tot schade leidt die niet meer te herstellen valt door rectificatie of anderszins.
De vraag of de voorgenomen uitzending jegens [appellanten] als onrechtmatig moet worden gekwalificeerd hangt af van de uitkomst van een afweging van alle terzake dienende omstandigheden van het geval, waarbij aan de zijde van Talpa TV c.s. in de schaal liggen het door art. 10 EVRM beschermde recht op vrijheid van meningsuiting, het daaronder begrepen recht op journalistieke vrijheid en hun daarmee samenhangend belang om zich kritisch en waarschuwend te kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Aan de zijde van [appellanten] dient vooral in de afweging te worden betrokken hun door artikel 8 EVRM beschermd recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, dat het recht op bescherming van goede naam en reputatie omvat, en het daarmee verband houdend belang dat zij door de uitzending niet worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen.
Onherstelbare schade
3.5.
[appellanten] . hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat de voorgenomen uitzending voor hen tot onherstelbare schade zal leiden. Het programma
Betrapt!afficheert zich als een programma over ongestraft gebleven misstanden. De presentator Thijs Zeeman kondigt het betrokken item in de uitzending aan met de woorden “schokkende beelden van mishandeling” en vervolgens worden in de uitzending [appellanten] beschuldigd van een overval op het terrein van [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 1] , van het gebruik van “excessief geweld” en van mishandeling. [appellanten] wijzen erop dat deze beschuldigingen diffamerend en grievend zijn en zij hebben onbetwist gesteld dat iedereen in de paardenwereld elkaar kent, waardoor de uitzending zeer nadelige gevolgen zal hebben voor hun beider professionele carrière. Deze vrees moet alleszins terecht worden geacht gezien de ernst van de beschuldigingen. Talpa TV c.s. hebben weliswaar toegezegd in het programma maatregelen te zullen nemen ter voorkoming van herkenbaarheid van [appellanten] , maar die ondervangen de dreigende schadelijke gevolgen van de uitzending voor [appellanten] niet. Ook indien hun gezichten met mozaïektechniek worden bewerkt, hun achternamen, bedrijfsnamen en woonplaats niet worden genoemd en hun woning niet wordt getoond, is voldoende aannemelijk dat zij door kijkers bekend met de paardenwereld in Nederland zullen worden herkend, temeer daar de aanvaring tussen [appellanten] en [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] blijkens de overgelegde stukken al in ruimere kring bekend is geraakt en de uitzending beelden toont van de aanvaring op het terrein van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] waarbij de werkzaamheden van [appellante sub 1] worden genoemd. Dit wordt ten slotte niet anders indien, zoals Talpa TV c.s. ter zitting hebben aangekondigd, de beschuldiging door Thijs Zeeman dat [appellanten] ook spullen van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] zouden hebben gestolen niet in de uitzending wordt opgenomen wegens, naar het hof begrijpt, onvoldoende grond voor dat verwijt.
Onrechtmatigheid van de voorgenomen uitzending
3.6.
Het programma dat inzet is van het onderhavige geding heeft betrekking op (de repercussies van) een geschil tussen [appellante sub 1] en [geïntimeerde sub 1] dat is ontstaan in het kader van hun samenwerking op het gebied van, kort gezegd, het africhten en onderhouden van dressuurpaarden. Vijf van deze paarden waren bij hen in gemeenschappelijke eigendom en waren gestald bij [geïntimeerde sub 1] . Daarnaast had [appellante sub 1] ook een eigen paard en bijbehorende spullen bij [geïntimeerde sub 1] ondergebracht. Aan [geïntimeerde sub 1] werd van de zijde van [appellanten] huur betaald. [appellante sub 1] beschikte over een sleutel en had toegang tot het terrein en de stallen bij [geïntimeerde sub 1] . In de middag van 16 oktober 2018 hebben [appellanten] met een aantal familieleden zich naar het terrein begeven om – naar zij stellen – het paard van [appellante sub 1] en verder aan haar toebehorende/toekomende spullen veilig te stellen. Daarvoor hadden zij de politie ingelicht over hun voornemen daartoe, omdat zich ’s ochtends een incident had voorgedaan, waarbij volgens [appellante sub 1] [geïntimeerde sub 1] jegens haar geweld had gebruikt, en zij daarnaast agressie vreesden van de zijde van [geïntimeerde sub 2] , die, hoewel inmiddels op leeftijd, voorheen Europees kampioen Thaiboksen is geweest, en – naar niet is betwist – in het verleden wegens agressief gedrag met de politie in aanraking is gekomen. Toen zij doende waren een paard in te laden is [geïntimeerde sub 2] naar buiten gekomen en heeft zich op het terrein een handgemeen voorgedaan. Toen is de politie gebeld die ter plaatse de gemoederen tot bedaren heeft weten te brengen. Uiteindelijk is diezelfde middag met bijstand van de advocaat van [geïntimeerde sub 1] door [appellant sub 2] en [geïntimeerde sub 1] een schriftelijke overeenkomst getekend waarmee aan het zakelijke conflict tussen [appellanten] en [geïntimeerde sub 1] een einde is gemaakt. Daarbij zijn de dressuurpaarden verdeeld en is door [appellanten] aan [geïntimeerde sub 1] een bedrag van € 26.650,= betaald wegens overbedeling.
3.7.
Het programma
Betrapt!wil met name aan het handgemeen aandacht besteden. De makers van het programma zijn daartoe benaderd door [geïntimeerde sub 1] , die hen omtrent haar visie over het gebeuren heeft voorgelicht en een compilatie ter beschikking heeft gesteld van beeldmateriaal afkomstig van de op het terrein geplaatste beveiligingscamera’s. In de aan het hof getoonde versie van de uitzending komt [geïntimeerde sub 1] meerdere malen uitgebreid aan het woord waarbij zij [appellanten] van gewelddadig gedrag beschuldigt. Zo valt uit haar mond tweemaal te vernemen dat [appellanten] dan wel de mensen die hen vergezelden [geïntimeerde sub 2] aan de nek hebben meegesleurd, hem over een hek hebben getrokken en vervolgens geprobeerd hebben hem aan een touw op te hangen. Deze uitlatingen worden ondersteund met een beeld van een kapot hekje en (meerdere malen herhaalde) beelden van de beveiligingscamera’s waarin [appellante sub 1] een touw om [geïntimeerde sub 2] gooit en hem daaraan naar achteren trekt. De aanleiding voor het handelen van [appellante sub 1] – volgens [appellanten] trok zij [geïntimeerde sub 2] slechts bij [appellant sub 2] weg omdat [geïntimeerde sub 2] zich dreigend tegenover [appellant sub 2] opstelde en hem een stomp gaf, wat op grond van de aan het hof getoonde beelden zeer wel mogelijk is – wordt niet getoond. Evenmin wordt getoond wat er zich heeft afgespeeld nadat [geïntimeerde sub 2] aan het touw naar achteren werd getrokken. Onbetwist is in ieder geval dat [appellante sub 1] achter haar oor een wond heeft opgelopen waarvoor zij is gehecht. Beelden daarvan of de toedracht daarvan komen in het programma niet voor. Evenmin wordt vermeld dat [geïntimeerde sub 2] een voormalig kampioen Thaiboksen is. Daarnaast vertoont het programma een confrontatie met [appellante sub 1] . Terwijl zij aan komt rijden in haar auto stapt de presentator Thijs Zeeman uit een stilstaande auto en vraagt haar of zij kan helpen vanwege een probleem met zijn auto. Er wordt gefilmd met een min of meer verborgen camera vanuit de auto van Thijs Zeeman. Als [appellante sub 1] uitstapt springt hij op haar af en brengt hij indringend het handgemeen ter sprake. Deze confrontatie kenmerkt zich vervolgens door beschuldigingen, in de rede vallen en niet luisteren. Als [appellante sub 1] te kennen geeft geen medewerking te willen verlenen, spreekt Thijs Zeeman haar scherp toe in de bewoordingen “Allen hebben al bekend!” en “Jullie zijn de enige die niet bekennen!”. De strekking van het programma – dat immers ten doel heeft misstanden aan de kaak te stellen – is, op het voetspoor van de beschuldigingen van [geïntimeerde sub 1] en de door haar aangereikte camerabeelden, dat [appellanten] een overval op [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] hebben gepland met het doel eigenrichting te plegen, en meer in het bijzonder dat zij zich spullen van [geïntimeerde sub 1] hebben toegeëigend en excessief geweld hebben gebruikt.
3.8.
Vastgesteld moet evenwel worden, dat hoewel van de zijde van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] diverse medische verklaringen zijn geproduceerd, in het licht van de tegenover elkaar staande verklaringen en aangiftes en het justitiële onderzoek dat nog plaatsvindt, nog geen voldoende gefundeerd oordeel valt te vormen over de ernstige beschuldigingen van [geïntimeerde sub 1] , over hetgeen zich heeft voorgedaan op 16 oktober 2018 en over de primair daarvoor verantwoordelijke(n), hetgeen voor Talpa TV c.s. kenbaar moet zijn geweest.
3.9.
In het licht van dit een en ander hadden Talpa c.s. er rekening mee kunnen en ook moeten houden dat hetgeen op de beelden te zien was niet kon worden geïnterpreteerd als een actie van een groep personen die onder leiding van [appellanten] verhaal kwamen halen bij [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] en daarbij het plegen van geweld niet schuwden, zoals de zaak kennelijk door [geïntimeerde sub 1] bij het verschaffen van het beeldmateriaal is gepresenteerd. Vanuit een ook van Talpa TV c.s. te verlangen journalistieke plicht om te goeder trouw, op basis van accuraat onderzocht feitenmateriaal, aan betrouwbare en nauwkeurige verslaggeving te doen – te meer vanwege de ernstige verwijten die aan het adres van [appellanten] worden gemaakt – had van Talpa TV c.s. mogen worden verwacht dat zij zich er rekenschap van zouden hebben gegeven dat mogelijk in werkelijkheid [appellanten] – zoals zij stellen – zich naar het terrein van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] hadden begeven om het paard en andere spullen van [appellante sub 1] veilig te stellen, wat gelet op het vooraf door hen inlichten van de politie niet onaannemelijk voorkomt. Daarin is nog niet een zodanige vorm van eigenrichting gelegen dat zulks een misstand oplevert die door middel van een programma als het onderhavige aan de kaak zou moeten worden gesteld, althans niet op de wijze waarop
Betrapt!dat blijkens de aan het hof getoonde versie van de uitzending voornemens is te doen.
3.10.
Hetgeen hiervoor met betrekking tot de beweerde eigenrichting is overwogen geldt overeenkomstig voor de vechtpartij op het terrein die slechts deels in het programma wordt getoond. In dit verband is van betekenis dat, zoals ook de voorzieningenrechter heeft geconstateerd, het [geïntimeerde sub 2] is geweest die als eerste een stomp en schop probeerde uit te delen. Dat met name van de zijde van [appellanten] en de hen vergezellende personen excessief geweld is toegepast valt uit de aan het hof getoonde, vollediger beelden van de beveiligingscamera’s niet, althans niet met de vereiste mate van zekerheid, op te maken. Die beelden ondersteunen meer in het bijzonder de beschuldiging van [geïntimeerde sub 1] van een poging tot ophanging van [geïntimeerde sub 2] niet. Weliswaar is daarop te zien dat [appellante sub 1] een touw of halster om [geïntimeerde sub 2] heen slaat om hem van achteren weg te trekken bij [appellant sub 2] , maar daarop is ook te zien dat [geïntimeerde sub 2] niet valt en zich direct bevrijdt. De beelden laten ruimte voor de lezing van [appellante sub 1] , die inhoudt dat zij [geïntimeerde sub 2] , die in haar perceptie dreigend tegenover [appellant sub 2] stond, slechts bij [appellant sub 2] wilde wegtrekken. Dat het touw of de halster vervolgens gebruikt zou zijn om te pogen [geïntimeerde sub 2] op te hangen, wordt door [appellanten] met klem bestreden en vindt in het beeldmateriaal geen enkele steun. In tegendeel, in de beelden van het incident die verder aan het hof zijn getoond maakt [geïntimeerde sub 2] niet de indruk mishandeld of aangeslagen te zijn en is de enige die zichtbaar letsel heeft opgelopen [appellante sub 1] met een flinke wond achter haar linkeroor. Bovendien is in de aangifte, die ongeveer een maand na het incident namens [geïntimeerde sub 2] is gedaan, niet opgenomen dat [geïntimeerde sub 2] aan het touw is meegesleurd of dat iemand geprobeerd heeft hem (aan een touw) op te hangen. Talpa TV c.s. dienden rekening te houden met de reële mogelijkheid dat het handgemeen vooral op het conto van [geïntimeerde sub 1] en haar partner [geïntimeerde sub 2] moet worden geschreven, alsmede dat de ernstige aantijging van een poging tot ophanging die [geïntimeerde sub 1] in het programma doet zonder enige grond is.
3.11.
Talpa TV c.s. hebben in het kader van hun verweer aangevoerd dat zij met het programma
Betrapt!willen aantonen dat bewijsbare misstanden vaak onbestraft blijven en dat zij inzicht willen geven in het leed dat daarmee wordt veroorzaakt.
Dat hierin een legitimatie voor de onderhavige uitzending is gelegen valt echter reeds daarom niet aan te nemen omdat vaststaat dat de politie bij het einde van het incident waarop de uitzending betrekking heeft ter plaatse is geweest en het strafrechtelijk onderzoek nog loopt en, zoals hiervoor geoordeeld, over hetgeen is gebeurd en wie daarvoor verantwoordelijk is nog geen voldoende gefundeerd oordeel kan worden gevormd.
3.12.
Samenvattend valt uit het beeldmateriaal en de overige stukken niet, althans niet voldoende duidelijk op te maken dat [appellanten] en hun metgezellen excessief geweld hebben gebruikt zoals in het programma wordt gesteld. Verder moet worden geconcludeerd dat de aantijgingen van [geïntimeerde sub 1] aan het adres van [appellanten] – die zich niet beperken tot een poging tot wurging van [geïntimeerde sub 2] – in de uitzending eenzijdig worden belicht en bovendien door selectief en suggestief gebruik van beeldmateriaal en uitlatingen van een presentator worden ondersteund.
3.13.
Van Talpa TV c.s. mocht worden verwacht dat zij alvorens tot uitzending van de beelden te besluiten nader onderzoek zouden doen naar de ware toedracht van het incident, bijvoorbeeld door [appellanten] op behoorlijke wijze in de gelegenheid te stellen om ook hun versie van het gebeuren aan de makers van het programma te vertellen. Als zodanige gelegenheid valt niet aan te merken de voor [appellante sub 1] – onder het mom van een verzoek om hulp – volkomen onverwachte confrontatie op de openbare weg met Thijs Zeeman, die haar daarbij direct van strafbare feiten beticht, haar niet de mogelijkheid biedt om haar verhaal te doen en dat alles bovendien zonder aan haar duidelijk te maken dat beeld- en geluidsopnames worden gemaakt. Dat aan [appellante sub 1] later na die confrontatie nog een gelegenheid is geboden haar weerwoord aan te vullen, is onvoldoende, nu het begrijpelijk is dat [appellante sub 1] na die eerste confrontatie geen vertrouwen meer had in de journalistieke onafhankelijkheid van de programmamakers.
3.14.
Het hof acht het bepaald niet uitgesloten dat de makers van het programma zich (willens en wetens) voor het karretje van [geïntimeerde sub 1] hebben laten spannen en dat deze samen met [geïntimeerde sub 2] vooral uit was op een vorm van wraak/publieke afrekening. Steun voor deze laatste veronderstelling bieden de door [geïntimeerde sub 2] geuite bedreigingen in de door [appellanten] als producties overgelegde opnames van telefoongesprekken en voicemailberichten.
3.15.
In het licht hiervan concludeert het hof dat er geen goede grond is om hetgeen zich heeft voorgedaan te presenteren als een door [appellanten] veroorzaakte misstand die aan de kaak moet worden gesteld en dat [appellanten] een gerechtvaardigd belang hebben om niet lichtvaardig publiekelijk aan ernstige en door de programmamakers als geloofwaardig gepresenteerde verdachtmakingen blootgesteld te worden.
3.16.
Het hof komt gelet hierop, anders dan de voorzieningenrechter, aan wie het voorgenomen programma niet ter beschikking stond, tot de slotsom dat een afweging van alle terzake dienende omstandigheden ten gunste van [appellanten] moet uitvallen en dat gelet op de betrokken belangen van [appellanten] een verbod als hierna te formuleren op zijn plaats is.
Het hof verstaat de door [appellanten] jegens Vincent TV Producties en Talpa TV gevorderde voorzieningen aldus dat zij omvatten de hierna toe te wijzen voorziening.
Slotsom
3. 17. De grieven slagen ten dele. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd voor zover het de afwijzing van de vorderingen jegens Vincent TV Producties en Talpa TV betreft. Voor het overige zal het vonnis worden bekrachtigd. [appellanten] zullen als in het ongelijk gestelde partijen worden verwezen in de kosten van het geding in appel aan de zijde van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] . Vincent TV Producties en Talpa TV worden als in het ongelijk gestelde partijen verwezen in de kosten van het geding in beide instanties aan de zijde van [appellanten]

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis voor zover het de afwijzing van de vorderingen jegens [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] betreft;
vernietigt het vonnis voor het overige;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verbiedt Vincent TV Producties en Talpa TV beelden of geluidsfragmenten uit te (doen) zenden waarin aandacht wordt besteed aan het geschil tussen [appellanten] , [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] of aan het tussen hen gebeurde op 16 oktober 2018;
veroordeelt Vincent TV Producties tot betaling van een dwangsom van € 50.000,= voor iedere door haar gepleegde overtreding van dit verbod;
veroordeelt Talpa TV tot betaling van een dwangsom van € 50.000,= voor iedere door haar gepleegde overtreding van dit verbod;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] gevallen, tot op heden begroot op € 324,= aan verschotten en € 2.148,= voor salaris;
veroordeelt Vincent TV Producties en Talpa TV in de kosten van het geding in beide instanties aan de zijde van [appellanten] gevallen, in eerste aanleg begroot op € 400,10 aan verschotten en € 980,= voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 324,= aan verschotten en € 3.222,= voor salaris;
verklaart het verbod en deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. Oranje, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en A.P. Schoonbrood-Wessels en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2019.
Het bovenstaande bevat de vastlegging van de motivering van het reeds op 28 juni 2019 uitgesproken arrest en is op 9 juli 2019 aldus vastgesteld en door de voorzitter ondertekend.