ECLI:NL:GHAMS:2019:2279

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
23-004542-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake winkeldiefstal met vrijspraak voor verduistering en veroordeling tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Polen, was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal en had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 12 december 2017. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 december 2017 in Amsterdam levensmiddelen heeft gestolen die toebehoren aan een winkelbedrijf. De verdachte werd echter vrijgesproken van de tenlastelegging van verduistering en andere diefstallen, omdat het hof onvoldoende bewijs achtte dat de goederen afkomstig waren uit de winkels waar deze zouden zijn gestolen. Het hof oordeelde dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict was veroordeeld en dat de omstandigheden van de zaak, waaronder een beperkte termijnoverschrijding bij de voorgeleiding, in aanmerking moesten worden genomen. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf, maar het hof besloot om de straf te matigen tot drie dagen gevangenisstraf, gelijk aan het voorarrest. Het hof heeft de beslissing van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar heeft verklaard en de opgelegde straf heeft vastgesteld.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004542-17
datum uitspraak: 27 juni 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-703014-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1992,
opgegeven verblijfadres: [adres 1],
adres in buitenland: [adres 2], Polen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer levensmiddelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2. primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 december 2017 tot en met 4 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, in elk geval eenmaal, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte:
- in/uit een winkelpand, gelegen aan de [adres 3], een parfum (merk Paco Rabanne, 1million), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 1] en/of
- in/uit een winkelpand, gelegen aan de [adres 4], een rugtas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 3] en/of
- in/uit een winkelpand, gelegen aan de [adres 5], een jas (merk Timberland), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 4];
2. subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 december 2017 tot en met 4 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten
- een parfum (merk Paco Rabanne, 1million) en/of
- een rugtas en/of
- een jas (merk Timberland) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vrijspraak feit 2

Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde goederen (parfum, rugtas en jas) heeft gestolen. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat onvoldoende is vastgesteld dat deze bij de verdachte aangetroffen goederen afkomstig waren uit de winkels [bedrijf 1], [bedrijf 3] en [bedrijf 4]. Evenmin kan met zekerheid worden vastgesteld dat die goederen door misdrijf verkregen waren.
Naar het oordeel van het hof is daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair en 2 subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 4 december 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen levensmiddelen, toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 2].
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Het hof neemt over uit het proces-verbaal dat één geheel uitmaakt met de aantekening van het mondelinge vonnis waarvan beroep, de bewijsmiddelen 2 en 3.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

Oordeel van de politierechter en standpunten van partijen
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en onder 2 subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een maand gevangenisstraf.
De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte een straf wordt opgelegd gelijk aan het voorarrest.
De raadsman heeft voorts betoogd dat de verdachte te laat aan de rechter-commissaris is voorgeleid. De verdachte had uiterlijk drie dagen en achttien uur na zijn aanhouding moeten worden voorgeleid, maar dit is zeven minuten te laat gebeurd. De termijnoverschrijding is een onherstelbaar vormverzuim waar in strafmatigende zin rekening mee gehouden had moeten worden. Daarnaast is de verdachte mishandeld door de beveiligers bij de [bedrijf 2] en heeft daarvoor geen medische hulp ontvangen van de politie, ook niet toen hij hier melding van maakte. Ook hiermee moet in strafmatigende zin rekening worden gehouden, aldus de raadsman.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Met zijn handelwijze heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat schade en hinder veroorzaakt voor het gedupeerde winkelbedrijf.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 juni 2019. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld. Hoewel voor
first offendersvan winkeldiefstal in de regel een geldboete wordt opgelegd acht het hof deze strafmodaliteit hier niet passend, gelet op de draagkracht van de verdachte en de omstandigheid dat de verdachte drie dagen in verzekering heeft doorgebracht. Het hof zal daarom overeenkomstig het verzoek van de raadsman een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest opleggen.
Het hof stelt vast dat de verdachte ten behoeve van de toetsing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling en vordering tot inbewaringstelling zeven minuten te laat is voorgeleid bij de rechter-commissaris, waardoor sprake is van een vormverzuim. Nu slechts sprake is van een zeer beperkte termijnoverschrijding, zal het hof volstaan met de enkele constatering hiervan en dit niet in strafmatigende zin meewegen.
De door de raadsman gestelde mishandeling is onvoldoende vast komen te staan. In het dossier bevinden zich slechts foto’s van letsel en de verklaring van de verdachte over het ontstaan daarvan. De stellingen van de raadsman leiden niet tot strafmatiging, nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat de verwondingen het gevolg zijn geweest van de aanhouding door beveiligers.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van drie dagen passend en geboden.

Beslag

Ter terechtzitting in hoger beroep is door de advocaat-generaal een beslaglijst overgelegd. Uit de door de raadsman overgelegde correspondentie blijkt echter dat het openbaar ministerie al een beslissing heeft genomen over de goederen op de beslaglijst. Er is dan ook geen beslag waarop nog door het hof moet worden beslist.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. N.A. Schimmel en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 juni 2019.
[..........]