Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Bespreking van een in hoger beroep gevoerd verweer
versluierdewijze over cocaïne werd gesproken, blijkt onder meer uit de verklaring van de verdachte bij zijn derde verhoor. Hij heeft immers, nadat hem als passage uit een tapgesprek werd voorgehouden “Er zijn klachten. Die klote zooi van de kleren is opgedroogd (…). Het wordt minder naarmate het droogt” en hem werd gevraagd wat daarmee werd bedoeld, verklaard: “De cocaïne moet droog worden. Als je het koopt doe je een test, de cocaïne verbrand je in water en als cocaïne dan opdroogt is het goed spul. Als het nat blijft is het slecht. Over de telefoon spreek je natuurlijk niet over cocaïne.” Dat in andere gesprekken vervolgens over hele andere waar dan cocaïne is gesproken, is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden. Zo is in het dossier bijvoorbeeld geen objectief aanknopingspunt, zoals bescheiden waarvan aan de herkomst en betrouwbaarheid in redelijkheid niet behoeft te worden getwijfeld, te vinden voor de gedachte dat de verdachte of [medeverdachte] een handel drijft in auto’s, sportkleding of etenswaar. De verklaring van getuige [getuige], inhoudende dat een gesprek met [medeverdachte] over 5 kilo kip daadwerkelijk over kip ging, acht het hof onvoldoende geloofwaardig om als een dergelijk objectief aanknopingspunt te dienen, mede gelet op de genoemde prijs van 150.
Bewezenverklaring
voor te bereiden of te bevorderen
versnijdingsmiddel en aceton en weegschalen en maatbekers voorhanden gehad in hun woning en
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
Voorwaardelijk verzoek
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen.
107 (honderdzeven), niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.