ECLI:NL:GHAMS:2019:223

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2019
Publicatiedatum
30 januari 2019
Zaaknummer
200.229.738/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschil over aansprakelijkheidsverzekering en verjaring van rechtsvordering

In deze zaak gaat het om een geschil tussen MKZ Metaalbewerking B.V. en ABN Amro Verzekeringen N.V. over de dekking van een aansprakelijkheidsverzekering. MKZ heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de vorderingen van MKZ zijn afgewezen op grond van verjaring. MKZ had een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten bij ABN Amro en werd geconfronteerd met een schadeclaim van [X] Garage B.V. wegens lekkages van door MKZ geleverde tanks. ABN Amro weigerde dekking te bieden, en MKZ stelde dat de schade niet was verjaard omdat de omvang van de schade pas later bekend werd. Het hof oordeelde dat de verjaringstermijn was aangevangen op het moment dat MKZ door [X] aansprakelijk werd gesteld, en dat er geen stuitingshandeling had plaatsgevonden tussen de afwijzing van de dekking in 2005 en de verjaring in 2011. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en wees de vorderingen van MKZ af, waarbij MKZ werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.229.738/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/615740 / HA ZA 16-977
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 29 januari 2019
inzake
MKZ METAALBEWERKING B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
appellante,
advocaat: mr. A.H. Vermeulen te Den Haag,
tegen:
ABN AMRO VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zwolle,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.P.E. de Ruiter te Zwolle.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna MKZ en ABN Amro genoemd.
MKZ is bij dagvaarding van 4 december 2017 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 september 2017, gewezen tussen haar als eiseres en ABN Amro als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 19 november 2018 doen bepleiten door hun hiervoor genoemde advocaten, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
MKZ heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en –uitvoerbaar bij voorraad – alsnog haar vorderingen zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten, met nakosten.
ABN Amro heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling – uitvoerbaar bij voorraad – van MKZ in de proceskosten, met nakosten en vermeerderd met wettelijke rente.
ABN Amro heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.8 een aantal feiten opgesomd die tussen partijen vaststaan. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil, zodat het hof daarvan als vaststaand zal uitgaan. Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1.
MKZ houdt zich bezig met algemene metaalbewerking en poedermetallurgie.
2.2.
Met ingang van 1 januari 2003 heeft MKZ een aansprakelijkheidsverzekering voor beroepen en bedrijven gesloten met ABN Amro. Daarop zijn van toepassing de Voorwaarden Aansprakelijkheidsverzekeringen AVB-2002 en de algemene voorwaarden van de ABN Amro bedrijfspolis (AVAABP-2015).
2.3.
In de periode 2001 tot en met april 2005 heeft MKZ ongeveer 120 op maat gemaakte dieselolietanks geleverd aan [X] Garage B.V. (hierna: [X] ). In de maanden april en mei 2005 heeft [X] een aantal van deze tanks aan MKZ geretourneerd in verband met lekkages. Medio 2005 is MKZ door [X] aansprakelijk gesteld voor, onder meer, reparaties aan de tanks, kosten voor een onderzoek dat door TNO is uitgevoerd naar de oorzaak van de lekkages en milieuschade veroorzaakt door uit de tanks gelekte dieselolie.
2.4.
MKZ heeft de schadeclaim van [X] gemeld bij ABN Amro. Bij brief van 25 oktober 2005 heeft ABN Amro dekking voor de aanspraak afgewezen. Deze brief luidt voor zover van belang als volgt:
U bent aansprakelijk gesteld door [ [X] ] voor lekkage van door u geleverde tanks. (…)
Ik moet u meedelen dat deze schade niet voor vergoeding in aanmerking komt. Volgens artikel 3.2 van de Voorwaarden Aansprakelijkheidsverzekering AVB-2002 is namelijk niet verzekerd de aansprakelijkheid voor schade of kosten die betrekking hebben op het terugroepen, vervangen, verbeteren of herstellen van zaken die zijn geleverd door of onder verantwoordelijkheid van verzekerde; ongeacht door wie de kosten zijn gemaakt of de schade is geleden.
De kosten voor het herstellen of vervangen van de geleverde tanks is op grond van bovengenoemd artikel niet gedekt.
Ook de eventuele milieuschade als gevolg van lekkage van de tanks is niet gedekt. Volgens artikel IV.1.2 van diezelfde voorwaarden (blad 7) is niet verzekerd de aansprakelijkheid voor schade aan zaken in verband met aantasting van de bodem, het oppervlaktewater of een al dan niet ondergronds(e) water(gang).”
2.5.
[X] heeft MKZ gedagvaard voor de rechtbank Den Haag en ontbinding gevorderd van de met MKZ gesloten overeenkomst. Verder heeft zij van MKZ terugbetaling gevorderd van de door haar voldane factuurbedragen, vermeerderd met aanvullende schadevergoeding. Op haar beurt heeft MKZ in reconventie betaling gevorderd van een uitstaande factuur, vermeerderd met bijkomende kosten.
2.6.
Bij vonnis van 15 februari 2012 heeft de rechtbank Den Haag de vorderingen van [X] afgewezen en die van MKZ toegewezen. In hoger beroep is anders beslist. Het hof Den Haag heeft bij arrest in verzet van 22 juli 2014 de vorderingen van [X] gedeeltelijk toegewezen en die van MKZ afgewezen. MKZ is veroordeeld in hoofdsom € 27.080,75 aan [X] te betalen. Deze veroordeling ziet op een bedrag van € 5.480,75 in verband met reparaties aan de door MKZ geleverde dieselolietanks, een bedrag van € 6.600,00 voor een door TNO opgesteld rapport en een bedrag van € 15.000,00 voor een door een klant van [X] geclaimde milieuschade.
2.7.
Het door MKZ tegen het arrest van het hof Den Haag ingestelde cassatieberoep is door de Hoge Raad bij arrest van 11 maart 2016 met toepassing van artikel 81 RO verworpen.
2.8.
Na het arrest van de Hoge Raad heeft MKZ de schade nogmaals bij ABN Amro gemeld. Bij e-mail van 20 april 2016 is de dekking voor de schade opnieuw door ABN Amro afgewezen, onder verwijzing naar de hiervoor genoemde brief van 25 oktober 2005.

3.Beoordeling

3.1.
In dit geding vordert MKZ dekking onder de met ABN Amro gesloten aansprakelijkheidsverzekering voor de schade die zij aan [X] heeft moeten vergoeden, vermeerderd met de door haar gemaakte kosten van verweer tegen de claim van [X] . ABN Amro meent dat de aanspraak van MKZ niet is gedekt, omdat de aansprakelijkheid voor de door [X] geclaimde schade niet is verzekerd onder de verzekering. Daarnaast heeft ABN Amro zich in dit geding op het standpunt gesteld dat de aanspraak van MKZ op dekking inmiddels is verjaard.
3.2.
De rechtbank heeft het beroep van ABN Amro op verjaring gegrond bevonden en de vorderingen van MKZ afgewezen. Aan een inhoudelijke beoordeling van de dekking is de rechtbank niet toegekomen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt MKZ met drie grieven op.
3.3.
Niet bestreden is het oordeel van de rechtbank dat het beroep van ABN Amro op verjaring moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 7:942 BW zoals dat sinds 1 juli 2010 luidt. Dit is daarmee uitgangspunt voor de beoordeling.
3.4.
Uit lid 1 van artikel 7:942 BW volgt dat een rechtsvordering tegen de verzekeraar tot het doen van een uitkering verjaart door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de tot uitkering gerechtigde met de opeisbaarheid daarvan bekend is geworden. Volgens lid 2 van deze bepaling wordt de verjaring gestuit door een schriftelijke mededeling, waarbij op uitkering aanspraak wordt gemaakt. Een nieuwe verjaringstermijn van drie jaren begint te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de verzekeraar hetzij de aanspraak erkent, hetzij ondubbelzinnig heeft medegedeeld de aanspraak af te wijzen.
3.5.
Uit artikel 73 Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek volgt dat artikel 7:942 BW met een jaar uitgestelde werking van toepassing is geworden. Deze uitgestelde werking van een jaar heeft tot gevolg dat een verjaringstermijn die door het enkele in werking treden van artikel 7:942 BW al vóór de inwerkingtreding van deze bepaling is gaan lopen niet eerder eindigt dan een jaar na 1 juli 2010. Deze uitgestelde werking bood de mogelijkheid de door de inwerkingtreding aangevangen verjaringstermijnen nog gedurende een jaar te stuiten.
3.6.
De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat ABN Amro met de brief van 25 oktober 2005 (zie rov. 2.4) de verjaringstermijn van drie jaren in de zin van artikel 7:942 lid 2 BW heeft doen aanvangen. Deze termijn is vanwege de uitgestelde werking van het overgangsrecht pas een jaar na de inwerkingtreding daarvan per 1 juli 2010 voltooid, dus op 1 juli 2011. Volgens de rechtbank is niet gesteld of gebleken dat tussen 25 oktober 2005 en 1 juli 2011 een stuitingshandeling heeft plaatsgevonden, zodat de rechtsvordering van MKZ op 1 juli 2011 is verjaard.
3.7.
Met grief I voert MKZ aan dat de rechtbank heeft miskend dat MKZ in 2005 ABN Amro alleen heeft geïnformeerd over de aansprakelijkstelling. De schade die in 2016 is gemeld, betreft niet de schade aan de dieselolietanks (die ook in de visie van MKZ van dekking is uitgesloten), maar op gevolgschade die op grond van artikel 3.1.2 van de voorwaarden AVB-2002 wel is verzekerd. Deze bepaling ziet op “schade ontstaan na oplevering van door verzekerde verrichte werkzaamheden, aan zaken, waaraan de verzekerde een onderdeel heeft toegevoegd en de schade is veroorzaakt door het toegevoegde onderdeel zelf”.
3.8.
MKZ stelt dat zij in 2005 niet met de opeisbaarheid van een uitkering door ABN Amro bekend was, omdat de omvang van de schade toen nog niet bekend was. Pas door het arrest van het hof Den Haag van 22 juli 2014 is de omvang van die schade bekend geworden. Die uitspraak is vervolgens pas onherroepelijk geworden met het arrest van de Hoge Raad van 11 maart 2016. Grief II bouwt op grief I voort en verwijt de rechtbank niet te hebben beslist op de door MKZ gevorderde milieuschade.
3.9.
De grieven I en II falen. MKZ ziet eraan voorbij dat de in lid 1 van artikel 7:942 BW bedoelde bekendheid die de verjaringstermijn doet aanvangen niet ziet op de omvang van het bedrag dat de verzekeraar (uiteindelijk) dient uit te keren. De verjaringstermijn begint te lopen als de verzekerde bekend is geworden met de opeisbaarheid van zijn vordering op de verzekeraar. Het gaat in dit geval om een aansprakelijkheidsverzekering. De vordering van MKZ op ABN Amro als aansprakelijkheidsverzekeraar om dekking te verkrijgen werd opeisbaar toen MKZ door [X] aansprakelijk werd gesteld vanwege de lekkende dieselolietanks. Voor de opeisbaarheid van deze vordering was niet bepalend of het schadebedrag waarvoor MKZ aansprakelijk werd gehouden toen al vaststond. Evenmin is voor de aanvang van de verjaringstermijn van belang op welke soort schade (zaakschade en/of milieuschade) de aansprakelijkstelling betrekking had. De aard van de schade en de grondslag van de aansprakelijkheid spelen alleen een rol bij de vraag of ABN Amro op grond van de verzekeringsvoorwaarden is gehouden dekking te verlenen voor de aanspraak.
3.10.
MKZ heeft in 2005 aanspraak gemaakt op dekking bij ABN Amro door haar te informeren over de aansprakelijkstelling naar aanleiding van de lekkende dieselolietanks bij [X] . Daarmee was de aanspraak op dekking voor de aansprakelijkheid voor alle schade als gevolg van die lekkages tijdig ingesteld binnen de termijn van artikel 7:942 lid 1 BW. Een nieuwe verjaringstermijn is evenwel op grond van lid 2 van artikel 7:942 BW gaan lopen doordat ABN Amro de dekking vervolgens geheel heeft afgewezen bij brief van 25 oktober 2005. Niet bestreden is het oordeel van de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat tussen 25 oktober 2005 en 1 juli 2011 een stuitingshandeling heeft plaatsgevonden. Een en ander betekent dat de rechtbank terecht tot het oordeel is gekomen dat de rechtsvordering van MKZ op ABN Amro op 1 juli 2011 is verjaard.
3.11.
Grief III is een veeggrief en hoeft niet te worden besproken.
3.12.
De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. MKZ zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt MKZ in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van ABN Amro begroot op € 1.952,00 aan verschotten, € 5.877,00 voor salaris advocaat en op € 157,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,00 voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden en te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten, indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de proceskostenveroordeling is voldaan;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Hoekzema, A.L.M. Keirse en J.F. Aalders en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2019.