Uitspraak
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Verdere beoordeling
3.Beslissing
€ 12.861,97 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 april 2017 tot de dag der algehele betaling;
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een geschil tussen Pidoux Beheer B.V. en een werknemer over de inhoud van de arbeidsovereenkomst, specifiek de hoogte van het loon. De werkgever, Pidoux, betwist niet dat zijn handtekening op de tweede bladzijde van het contract staat, maar stelt dat de tekst op de eerste bladzijde niet overeenkomt met de tekst van het ondertekende contract. De bewijslast ligt bij de werkgever, die in eerste instantie het bewijs voorshands geleverd achtte, behoudens tegenbewijs door de werknemer. Het hof heeft in een eerdere tussenbeschikking op 18 september 2018 overwogen dat de arbeidsovereenkomst pas in februari 2016 is getekend, en dat de eerste bladzijde van de overeenkomst niet overeenstemt met de ondertekende versie.
De werknemer heeft vervolgens tegenbewijs geleverd, maar het hof oordeelt dat dit tegenbewijs niet voldoende is. De getuige die door de werknemer is aangedragen, heeft verklaard dat de werknemer altijd de salarismutaties aanleverde, maar zijn verklaring draagt niet bij aan het tegenbewijs. Het hof concludeert dat de stelling van de werknemer dat de arbeidsovereenkomst op 1 februari 2015 is ondertekend, niet juist is. Het hof vernietigt de eerdere beschikking en oordeelt dat de loonvordering van de werknemer moet worden afgewezen. De transitievergoeding wordt vastgesteld op € 12.861,97 bruto, te vermeerderen met wettelijke rente. De werknemer wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.