Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
primair:
primair:
2.Feiten
grief 1komt [appellante] op tegen de feitenvaststelling van de kantonrechter. Volgens haar is deze veel te beknopt voor een goede beoordeling van de zaak. Het hof zal hierna, voor zover relevant en door CoolCat niet weersproken, bij het vaststellen van de feiten met de klacht van [appellante] rekening houden. Omtrent de wel door de kantonrechter vastgestelde feiten bestaat geen geschil, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.
“As if Coolcat can’t afford to support me I can give [A] ( [A] , hof) my resignation letter tomorrow, then I can leave the business at the end of October(…)”.
3.Beoordeling
grieven 2 tot en met 5klaagt [appellante] over het oordeel van de kantonrechter dat de arbeidsovereenkomst door opzegging van haar zijde met ingang van 1 november 2018 tot een einde is gekomen. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. In geval van opzegging van de arbeidsovereenkomst door een werknemer geldt op grond van vaste rechtspraak dat een "duidelijke en ondubbelzinnige" verklaring van de werknemer vereist is die gericht is op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Deze strenge maatstaf ter beantwoording van de vraag of een werknemer de dienstbetrekking daadwerkelijk heeft willen beëindigen, dient ertoe de werknemer te behoeden voor de ernstige gevolgen die de opzegging van het dienstverband kan hebben, zoals het verlies van inkomen en het mogelijk verlies van aanspraken ingevolge de sociale zekerheidswetgeving, met name het recht op een werkloosheidsuitkering. In verband met die ernstige gevolgen zal een werkgever niet spoedig mogen aannemen dat een verklaring van de werknemer gericht op beëindiging van de dienstbetrekking in overeenstemming is met diens werkelijke wil. Als er voor de werkgever reden is te twijfelen aan de met de verklaring overeenstemmende wil van de werknemer, rust op de werkgever een onderzoeksplicht, alsmede de verplichting om de werknemer over de mogelijke gevolgen van de opzegging voor te lichten.
grieven 6 en 7strekken ten betoge dat voor het geval de arbeidsovereenkomst door opzegging is geëindigd die opzegging heeft plaatsgevonden onder invloed van dwaling doordat CoolCat [appellante] een onjuiste voorstelling van zaken had voorgespiegeld. Gelet op hetgeen hiervoor onder 3.4.2 is overwogen met betrekking de vraag of de arbeidsovereenkomst is geëindigd door opzegging, behoeven deze grieven geen bespreking.
grief 8betoogt [appellante] dat de kantonrechter niet tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst kon overgaan. Volgens haar had de kantonrechter - gegeven diens oordeel over de opzegging - CoolCat niet-ontvankelijk moeten verklaren in haar (voorwaardelijk) verzoek tot ontbinding. Deze grief faalt. De omstandigheid dat de kantonrechter van oordeel was dat de arbeidsovereenkomst door opzegging op 1 november 2017 tot een einde was gekomen, stond niet eraan in de weg dat het verzoek om ontbinding werd toegewezen. Anders dan [appellante] betoogt, had CoolCat belang bij haar verzoek tot ontbinding omdat niet uit te sluiten viel dat in hoger beroep anders zou worden beslist met betrekking tot de door CoolCat gestelde opzegging van de arbeidsovereenkomst door [appellante] . De door [appellante] gestelde vergelijking met de situatie welke door de Hoge Raad op 23 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2998 (Mediant) is beslist, gaat niet op. Aldaar was sprake van een door de werkgever verleend ontslag op staande voet, waarvan door de werknemer de vernietiging was ingeroepen. De Hoge Raad wees in ov. 3.12.2 van genoemde beschikking op het systeem van artikel 7:683 BW en de aldaar gegeven mogelijkheid voor een werknemer om bij de kantonrechter en vervolgens bij het gerechtshof een door de werkgever verleend ontslag op staande voet aan te vechten, en voor een werkgever om, veelal op dezelfde of samenhangende gronden, ontbinding of beëindiging van de arbeidsovereenkomst na te streven. De Hoge Raad overwoog onder (3.13.1) dat met het systeem van artikel 7:683 BW “onverenigbaar is dat de kantonrechter desverlangd de voorwaardelijk verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst (ook) zou uitspreken voor het geval de appel- of verwijzingsrechter, anders dan de kantonrechter, het op staande voet gegeven ontslag zou vernietigen.” Van een ontslag op staande voet of de vernietiging daarvan is hier geen sprake. CoolCat heeft slechts voorwaardelijk, voor het geval het verzoek van [appellante] te bepalen dat van opzegging geen sprake is, zou slagen, ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht, op grond van - kort gezegd - een verstoorde arbeidsverhouding, derhalve geheel andere gronden dan aan de (vermeende) opzegging door [appellante] ten grondslag zijn gelegd. Van het “voor de voeten” lopen van de appel- of verwijzingsrechter door de kantonrechter met de door de kantonrechter uitgesproken ontbinding is geen sprake, nu die appel- of verwijzingsrechter de mogelijkheid heeft de arbeidsovereenkomst te herstellen.
grieven 9 en 10strekken ten betoge dat de kantonrechter ten onrechte de arbeidsovereenkomst heeft ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding. Volgens [appellante] was daarvoor geen redelijke grond. Zo de arbeidsverhouding al verstoord is geraakt, is die verstoring louter en alleen te wijten aan CoolCat. Als [B] had gewerkt met de juiste feiten die hem door [appellante] en haar adviseur Broadstreet waren aangereikt, dan was het nooit zover gekomen. Als al sprake is van een redelijke grond voor ontbinding, dan is CoolCat haar verplichting naar herplaatsingsmogelijkheden te kijken binnen Cool Investments niet nagekomen. CoolCat heeft niets gedaan om een alternatief te zoeken, dit terwijl CoolCat een grote organisatie is met allemaal verschillende merken, aldus [appellante] in haar toelichting op de grieven.
grief 11komt [appellante] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat het niet nader onderbouwde verzoek om de terugbetalingsregeling ter zake van schoolgeld terzijde te schuiven, niet voor toewijzing vatbaar is. Deze grief is tevergeefs voorgesteld. Zoals in de toelichting op de grief staat, komt het verzoek alleen aan de orde indien [appellante] geacht wordt haar arbeidsovereenkomst met CoolCat te hebben opgezegd. Uit hetgeen hiervoor onder 3.4.2 is overwogen is van een dergelijke opzegging geen sprake is, zodat de voorwaarde waaronder het verzoek is gedaan, niet in vervulling is gegaan.