Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
nadereinformatie had ontvangen van de behandelaar van [appellant] , dat [appellant] op dat moment tijdelijk niet kon werken, dat hij behandeld moest worden voor een medisch probleem en dat na de start van de vervolgbehandeling zou kunnen worden bekeken in hoeverre re-integratie weer aan de orde was.
primairop grond van ernstig verwijtbaar handelen van [appellant] door niet mee te werken aan re-integratie en
subsidiairop grond van een verstoorde arbeidsverhouding (respectievelijk de zogenoemde e- en g-grond). [appellant] heeft verweer gevoerd en heeft verzocht de gevraagde ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen. Hij heeft voorts verzocht [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van het (gedeeltelijk respectievelijk geheel) opgeschorte salaris vanaf 4 augustus 2017 en hem in geval van ontbinding een billijke vergoeding toe te kennen omdat [geïntimeerde] zich – ernstig verwijtbaar – niet als goed werkgever heeft gedragen.
primairde bestreden beschikking te vernietigen en, zo begrijpt het hof, [geïntimeerde] te veroordelen tot herstel van de arbeidsovereenkomst en tot betaling van het (gedeeltelijk) gestaakte loon vanaf 1 augustus 2017, te vermeerderen met wettelijke rente.
Subsidiairverzoekt [appellant] [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van loon over de periode vanaf 30 november 2017 tot (zo begrijpt het hof) de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, eveneens te vermeerderen met wettelijke rente. [appellant] verzoekt ten slotte [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten.
nadereinformatie van de behandelaar, hetgeen impliceert dat hij eerder ook reeds informatie had (gevraagd en) ontvangen. Het beroep van [appellant] op de genoemde verklaring van een verzekeringsarts van 13 september 2017, waaruit zou blijken dat hij al op 13 september 2017 volledig arbeidsongeschikt was, gaat niet op. Die verklaring heeft geen betekenis voor de onderhavige zaak. De verklaring is niet afkomstig van een verzekeringsarts die [appellant] heeft onderzocht in het kader van de (on)geschiktheid van [appellant] voor het verrichten van de onderhavige werkzaamheden maar van de verzekeringsarts verbonden aan de arbodienst van een andere werkgever van [appellant] . Dat [appellant] , zoals uit de verklaring blijkt, arbeidsongeschikt was voor andere werkzaamheden bij een andere werkgever, zegt onvoldoende over zijn arbeids(on)geschikheid in deze zaak.