ECLI:NL:GHAMS:2019:197

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2019
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
23-005310-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in openlijke geweldpleging tijdens ongeregeldheden Ajax-Celtic

In de zaak van de Celtic-zaak, die zich afspeelde voorafgaand aan de voetbalwedstrijd Ajax-Celtic op 6 november 2013, heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep. De verdachte werd vervolgd voor openlijke geweldpleging, waarbij hij zou hebben deelgenomen aan het gooien van voorwerpen naar politieambtenaren. De politierechter had eerder bewezenverklaard dat de verdachte meermalen blikjes bier en een fles in de richting van verbalisanten had gegooid. Echter, het hof kon niet met de vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte daadwerkelijk deze voorwerpen had gegooid. De chaotische situatie op de Dam, waar verschillende personen betrokken waren bij het gooien van voorwerpen, maakte het moeilijk om de verdachte als dader aan te wijzen. Bovendien bleek uit camerabeelden en getuigenverklaringen dat er twijfels bestonden over de identificatie van de verdachte. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen en sprak hem vrij van alle tenlasteleggingen. De benadeelde partij, een politieambtenaar, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, en de kosten werden door beide partijen gedragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-005310-13
datum uitspraak: 25 januari 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 november 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-703471-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
postadres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 en 11 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 november 2013 te Amsterdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Dam, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer verbalisant(en) (waaronder [verbalisant 1] (werkzaam als brigadier van politie Amsterdam-Amstelland)), welk geweld bestond uit het
- eenmaal of meermalen (met kracht) gooien en/of werpen van een of meer (vol(le)) blikje(s) bier en/of een of meer fles(sen), in elk geval een of meer hard(e) voorwerp(en)) in de richting van een of meer verbalisant(en) en/of,
- eenmaal of meermalen (met kracht) (met gebalde vuist(en)) slaan en/of stompen tegen het lichaam van een of meer verbalisant(en).

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Inleiding
Op 6 november 2013 vond de voetbalwedstrijd Ajax-Celtic plaats. In de loop van die middag verzamelden zich honderden Celtic-supporters op de Dam in Amsterdam. Aanvankelijk was de sfeer goed. Aan het eind van de middag, omstreeks half zes, sloeg deze plotseling om. Het wegnemen door Ajax-supporters van een vlag van Celtic-supporters lijkt daarvoor de directe aanleiding te zijn geweest. Toen de hierbij aangehouden Ajax-supporters in de Damstraat met leden van de Mobiele Eenheid (ME) wachtten op vervoer, begon een menigte Celtic-supporters agressief te schreeuwen richting de leden van de geüniformeerde politie en de ME. Het overgrote deel van deze supporters leek op dat moment behoorlijk onder invloed van alcohol te zijn. De sfeer werd zeer grimmig en er braken ernstige ongeregeldheden uit. Door de Celtic-supporters zijn in de richting van de ME en de geüniformeerde politie bierflessen, wijnflessen, volle bierblikjes en andere goederen gegooid. Om de situatie onder controle te krijgen, voerde de ME charges uit en verrichtten leden van de gespecialiseerde Aanhoudingseenheid (AE), die onderdeel vormt van de ME, in burgerkleding aanhoudingen. Zij hebben daarbij geweld toegepast. Acht politieambtenaren zijn gewond geraakt, [1] ofwel als gevolg van in hun richting gegooide voorwerpen, zoals bierblikjes, [2] ofwel door fysiek geweld zoals vuistslagen in het gezicht. [3]
Een aantal aangehouden Celtic-supporters is vervolgd op grond van het verwijt dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan openlijke geweldpleging, zoals strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. Volgens de rechtspraak van de Hoge Raad is de enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, daarvoor niet zonder meer voldoende. Voor een veroordeling moet kort gezegd vast komen te staan dat de verdachte een voldoende significante intellectuele of materiële bijdrage heeft geleverd aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn (HR 13 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1093). Daarmee draait het in deze strafrechtelijke procedures om de vraag naar de precieze bijdrage aan het geweld van deze verdachten.
Beoordeling in eerste aanleg
De politierechter heeft bewezenverklaard dat de verdachte meermalen blikjes bier en een fles in de richting van verbalisanten, waaronder [verbalisant 1], heeft gegooid. Voor het bewijs zijn de processen-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] gebruikt, die in de kern inhouden dat [verbalisant 1] de verdachte heeft herkend als de man die een blik bier in zijn richting heeft gegooid en [verbalisant 3] de verdachte heeft herkend als de man die een fles richting collega’s van de AE heeft gegooid.
Standpunten van advocaat-generaal en verdediging
De advocaat-generaal en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken bij gebrek aan overtuigend bewijs.
Beoordeling door het hof
Het hof kan niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte bierblikjes of andere voorwerpen heeft gegooid naar politieambtenaren. Gelet op de chaotische situatie op de Dam ten tijde van de tenlastegelegde feitelijkheden, waarbij door diverse personen vanuit de groep Celtic-supporters voorwerpen naar de politie werden gegooid en de betrokken politieambtenaren in die onoverzichtelijke situatie binnen korte tijd verschillende aanhoudingen moesten verrichten, acht het hof het mogelijk dat ten onrechte de verdachte is aangemerkt als de man die een bierblikje en een fles naar [verbalisant 1] en andere politieambtenaren heeft gegooid. Temeer, daar het hof aan de hand van ter terechtzitting in hoger beroep bekeken camerabeelden heeft geconstateerd dat in zaken tegen medeverdachten, die gelijktijdig met de onderhavige zaak zijn behandeld, is gebleken dat verschillende processen-verbaal, die ook onderdeel uitmaken van het onderhavige dossier, ten dele op wezenlijke punten onjuist blijken te zijn. Daarbij komt dat het door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] vermelde signalement van de gooier voor wat betreft de haarkleur (rossig respectievelijk blond haar) niet goed lijkt te passen bij het uiterlijk van de verdachte zoals dat blijkt uit de kleurenfoto van de verdachte in het dossier (donker haar). Het door [verbalisant 3] vermelde signalement past weliswaar op de verdachte, maar is onvoldoende onderscheidend ten opzichte van diverse andere personen die, naar het hof uit de camerabeelden is gebleken, ten tijde van de geweldplegingen op de Dam aanwezig waren. Tot slot heeft het hof in de overwegingen betrokken dat verschillende personen hebben verklaard dat zij de verdachte geen voorwerpen hebben zien gooien.
Ten overvloede verdient hier nog opmerking dat het het hof is opgevallen dat de bij de raadsheer-commissaris door leden van de AE afgelegde verklaringen over de procedure van vaststelling van de identiteit van aangehouden verdachten niet naadloos op elkaar aansluiten. Op basis van die informatie acht het hof het niet uitgesloten dat tussen (i) het door leden van de AE uit de menigte halen en bij een politiebusje afleveren van een verdachte om na identificatie te worden vervoerd, en (ii) het moment waarop proces-verbaal wordt opgemaakt omtrent hetgeen de aanhoudende verbalisanten hebben waargenomen en ondervonden, een persoonsverwisseling kan plaatsvinden.
Nu het dossier evenmin bewijs bevat dat de verdachte een of meer politieambtenaren heeft geslagen of gestompt zal de verdachte van de gehele tenlastelegging worden vrijgesproken.
Gelet op deze beslissing heeft de verdediging geen belang bij het ter terechtzitting gedane getuigenverzoek, zodat het hof hieraan voorbij gaat.
Gelet op de integrale vrijspraak kan de benadeelde partij in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [verbalisant 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 januari 2019.
[......]

Voetnoten

1.[......]
2.[......]
3.[......]